650 jaar geleden ontstond een eerste vorm van democratisch bestuur in de provincie Utrecht. De bisschop was hier de belangrijkste bestuurder, zowel binnen als buiten de kerk. Op donderdag 17 mei 1375 ondertekende een groep belangrijke Utrechtse ridders, geestelijken en burgers een document. Hierin stond dat de bisschop voortaan zou samenwerken met de Staten rond het oplossen van problemen. Deze brief is de Stichtse Landbrief gaan heten. Hiermee werd de macht van de Utrechtse bisschop Arnoud van Horne ingeperkt. De bisschop kon niet langer alleen beslissingen nemen. Vanaf nu gebeurde dat in overleg met deze Staten.
In de brief stonden allerlei regels, bijvoorbeeld over het voeren van oorlog. Zonder toestemming van de Staten mocht de bisschop geen oorlog beginnen. Daarnaast kon de bisschop niet langer zelf de hoogte van de belasting bepalen. Die hing af van de grootte van het stuk grond dat iemand in bezit had.
De schulden van de bisschop
Al bij zijn aantreden in 1371 had bisschop Arnoud van Horne flinke schulden. Dat weerhield hem er niet van oorlogen te voeren met graafschappen als Holland en Zeeland. Deze oorlogen kostten veel geld, waardoor de schulden van de bisschop nog hoger werden. Om uit de financiële problemen te komen vroeg de bisschop telkens belastinggeld aan zijn onderdanen. In 1375 kwamen zij daartegen in verzet. Langdurige onderhandelingen leidden uiteindelijk tot de Stichtse Landbrief.
Een groep kreeg een stem
Een grote groep mensen kreeg door deze brief een stem. Ze verbonden zich aan elkaar om de afspraken na te komen. Als de bisschop deze toch zou overtreden, dan hoefden ze hem niet langer gehoorzaam te zijn. Zijn rechten werden dan ontnomen. Je kunt de Stichtse Landbrief dan ook als eerste aanzet tot democratie zien.
Zegels
Alle betrokkenen bij de Stichtse Landbrief kwamen waarschijnlijk bijeen in de kapittelzaal van de Dom in Utrecht. In plaats van een handtekening hingen ze hun zegel onderaan de brief. Er was voor alle partijen een exemplaar, met daaraan de zegels van de bisschop, de vijf kapittels, 37 ridders en knapen en de steden Utrecht, Amersfoort en Rhenen. Er zijn nog zeven exemplaren over, die bewaard worden in Het Utrechts Archief.