Anti-revolutionaire partij

De Anti-revolutionaire partij (ARP) was de eerste christelijk-democratische politieke partij in Nederland. De partij had als belangrijkste standpunt de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. De ARP kwam op voor de zwakkeren in de samenleving, dat waren de gereformeerde en arbeiders op dat moment.

In 1879 werd de Anti-revolutionaire partij (ARP) opgericht door Abraham Kuyper,
de partij was conservatief en had als belangrijkste standpunt de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. De ARP was de eerste christelijk-democratische politieke partij in Nederland en had als aanhangers de ‘kleine luyden’ dit waren bijvoorbeeld arbeiders, boeren en lagere ambtenaren. De partij werd vooral door gereformeerde mensen gekozen. Een ruime 80% van de ARP-kiezers was gereformeerd, zij hadden minder te zeggen in deze tijd, daarom kwam de ARP voor hun op.

Kuyper wist dat hij meer zetels nodig had als hij echt invloed wilden uitbrengen.
Daarom was hij voor de uitbreiding van het kiesrecht aangezien er veel arme boeren en arbeiders voor de ARP waren en nog niet het recht hadden om te stemmen.
De uitbreiding kwam overigens pas in 1917. 

Kuyper was in strijd met het liberalisme, maar maakte wel gebruik van de dingen die de liberale democratie regelden zoals drukpers en vrijheid van vergadering. 

De naam Anti-revolutionair komt van politicus Groen van Prinsterer, hij was tegen de ideeën uit de Franse revolutie. De ideeën waren o.a. het streven naar democratie en dat de scheiding van kerk en staat centraal stond. Kuypers was het hier merendeels mee eens en liet door deze naam te kiezen blijken aan de burgers dat dat zo was.

In de protestants-christelijke zuil had de ARP veel goede banden, onder anderen met de CNV. De partij stond voor een land dat door het koningshuis geregeerd werd, met een overheid die veel controleerde op de openbare orde en een sterk gezag had. Maar hij was het wel eens met de liberalen dat de overheid zich zo min mogelijk met het maatschappelijke leven moest bemoeien.


In 1920 stopte Kyper bij de ARP als leider, zijn opvolger was Hendrikus Colijn.
Door de bezetters werd de partij in 1939 verboden.

In 1980 voegde de ARP, CHU en de KVP samen in de CDA.

De ARP kwam op voor de zwakkeren, dit waren in die tijd de gereformeerde en arbeiders die toen geen inspraak hadden. Dit valt onder de rechtsstaat. De partij heeft ervoor gezorgd dat ook zij mee mochten doen met de democratie. Ook heeft de partij bijdrage aan de parlementaire democratie geleverd door de gereformeerde en arbeiders een stem te geven. Hierdoor nemen er meer mensen deel aan de parlementaire democratie.