De Rijn, de Waal, de IJssel en de Maas vormden de belangrijkste verkeersassen. Vanaf de twaalfde eeuw bloeide de rivierhandel op waarbij steden als Keulen, Dordrecht, Deventer en Kampen een dominante rol gingen spelen als stapelplaatsen, waar goederen verplicht op de markt werden gebracht. De Gelderse steden profiteerden daarvan met doorvoerhandel. Gelderse kooplieden vervoerden allerlei goederen: stroomafwaarts wijn, graan hout, ijzer, aardewerk en steenkolen en stroomopwaarts zout, graan, vis en zuivel. Vrijwel iedere Gelderse stad had een of meer weekmarkten en jaarmarkten.
Rechten
Canoncommissie Gelderland, CC-BY