Militair was er ook een nadeel: bij laag water kon de vijand de rivieren oversteken. Plannen om de toestand te verbeteren waren er volop. Maar in de Republiek moesten steden en gewesten gezamenlijk beslissen over dit soort zaken. Plaatsen als Nijmegen,Tiel en Dordrecht hadden voordeel bij de situatie en lagen dwars. In 1672 waadde de Franse vijand bij Lobith door de Neder-Rijn naar de overkant. Toen de volgende oorlog naderde, kwam vestingbouwer Menno van Coehoorn in 1701 met een oplossing voor het militaire probleem: een smal kanaal dwars door de Over-Betuwe, tussen Waal en Neder-Rijn. In 1707 werd dit verbreed tot het Pannerdensch Kanaal.
Het Pannerdensch kanaal
Beheersing van de Rijndelta
De Rijn had in de zeventiende eeuw zijn splitsingspunt oostelijker dan nu, bij Schenkenschans, waar een belangrijk grensfort lag. De riviersplitsing lag zo ongelukkig dat verreweg het meeste water de Waal in stroomde. Door toenemende verzanding werd scheepvaart op de Neder-Rijn en de IJssel steeds moeilijker.