Vanaf 1795 mochten mensen weer openlijk katholiek zijn. Ze kregen de van oorsprong katholieke Broerskerk en de Regulierenkerk terug. De terugkeer van het openbare katholieke leven was vooral vanaf het midden van de negentiende eeuw te merken. De katholieken kregen een eigen krant, De Gelderlander, en ook een eigen ziekenhuis, eigen scholen en een eigen begraafplaats. En er werden katholieke arbeidersverenigingen en sociale fondsen opgericht. Een aantal katholieken kreeg hoge posities in politiek en bestuur. Zo werd eind negentiende eeuw na lange tijd weer een katholieke burgemeester benoemd: Van Schaeck Mathon. Een opvallend nieuw katholiek bouwwerk was het Kolpinghuis uit 1880, het verenigingsgebouw van de katholieke arbeidersvereniging in Nijmegen. De stad was langzaamaan een katholiek bolwerk aan het worden.