In dat jaar werden twee ziekenhuizen geopend: een protestants ziekenhuis aan de Jodenberg en een katholiek ziekenhuis aan de Pauwelstraat. In 1866 opende het Sint Canisiusziekenhuis aan de Houtstraat haar deuren. Daar kwam in 1895 nog het Wilhelminaziekenhuis in de Claas Noorduynstraat bij.
In de periode 1850-1890 volgden nog meer maatregelen om mensen gezonder te maken. In 1872 werd bijvoorbeeld de Wet op de Besmettelijke Ziekten aangenomen. Schoolkinderen kregen vanaf dat moment verplicht een inenting tegen pokken.
Nijmegen werd in deze periode ook een stuk schoner. Er kwam een overdekt riool en de stad ging ongedierte bestrijden. Daarnaast bouwde Nijmegen een waterpompstation en werd een begin gemaakt met het aanleggen van waterleidingen. Zo kon de stad haar inwoners van schoon drinkwater voorzien.
Veel mensen woonden in vieze en slechte huizen. Om een einde te maken aan deze ongezonde situatie werden verschillende verenigingen opgericht, die betere woningen gingen bouwen.
Door al deze verbeteringen stierven veel minder baby's in Nijmegen. In 1870 overleed nog één op de vier baby's, rond 1900 was dit aantal gedaald naar één op de zes baby's.