Bij normaal leven hoort ook het betalen van belasting. Uit deze tijd stamt het Verpondingscohier. De verponding was elders al langer bekend. Omdat Gelderland zo zwaar getroffen was door het oorlogsgeweld werden de Geldersen lange tijd vrijgesteld van deze belasting, maar toen de rust terugkeerde deed rond 1645 ook hier de verponding zijn intrede. Het is een gedetailleerde opgave van bezittingen in die tijd, om de hoogte van de zaakbelasting te bepalen. Het biedt zo een schat aan gegevens over de erven, bewoners en wijken (rotten) van het Ruurlo uit die tijd.
Er werden van overheidswege ook weer landmeters op pad gestuurd. Zo werd Nicolaas van Geelkercken gevraagd metingen te verrichten in het Ruurlose Broek, omdat er hier onenigheid bestond over de juiste grens tussen de omliggende marken. Zijn landkaarten behoren tot de allereerste kaarten van Ruurlo en dan met name van het Ruurlose Broek. Het dorp staat er in de rechterbovenhoek in grof detail op.
Van Geelkercken merkte al gauw op dat de grenzen in het gebied niet heel erg duidelijk waren. Verschillende dorpen maakten aanspraak op het Ruurlose Broek. Het mocht dan wel een moeilijk toegankelijk en moerassig gebied zijn, als bron van hout, turf, wild en gevogelte en eikels voor de varkens was het van onschatbare waarde. Toen Maarten van Rossum, de veldheer van hertog Karel van Gelre, in het begin van de zestiende eeuw de bomen in het Ruurlose Broek grotendeels kapte voor de versterking van zijn huis in Bredevoort, zal dat ongetwijfeld een ramp zijn geweest voor de Ruurlose boeren.