Winand Staring was de grondlegger van de geologie en landbouwkunde in Nederland. Zijn betekenis voor Ruurlo ligt in zijn studies naar de afwatering van het Ruurlose Broek in het midden van de 19e eeuw. Zij gaven een bepalende richting aan de landinrichting van Ruurlo, met name het zuidelijke gebied ervan: het Ruurlose Broek,waarvoor hij in 1856 een plan indiende. Zo werd op zijn aandringen de Veengoot, vanaf de Tolhutte doorgetrokken richting Veldhoek (1872) en vandaar richting Vorden. Ook kwam er vooral ten behoeve van o.a.de Wildenborch de Barchemse Veengoot.
Het Ruurlose Broek stond in de natte maanden, dus in de herfst en winter, bijna helemaal onder water. Dat kwam omdat het gebied in een soort kom ligt. Er ligt ook oer in de grond, zodat het water er niet makkelijk weg kan. De meeste boerderijen die nu zuidelijk van Ruurlo liggen, bestaan nog maar zo'n 90 jaar. In de zomermaanden werd er in het Broek hout gekapt, geweid (varkens) en gejaagd. Om de afwatering te verbeteren gingen de bewoners "dijken"aanleggen.(Scheiddijk 1830, de Klinke), de Slinge werd verlegd, de Meibeek en de Grevengracht (1865) werden gegraven. Tegelijk met de verdeling van de broekgronden, werd de zgn. Ruurlose Broekcommissie ingesteld(de voorloper van het latere Waterschap). Al met al een eerste ruilverkaveling.
In 1918 werd het Waterschap De Baaksche Beek opgericht. Het Waterschap kwam er dankzij meneer Brants, een dokter uit Zelhem. Hij liet de mensen via een tweetal aquarellen zien hoe het Broek er met Waterschap en zonder Waterschap uit zou zien. Het Waterschap leidde tot uitvoering van de afwatering van het Broek, mede op basis van de eerste studies van Winand Staring.
In de jaren vijftig had Ruurlo een landbouwschool, die gevestigd was in de oude tekenschool op de hoek van de Wilhelminalaan met de Verlengde Kroezelaan. Deze W.C.H. Staringschool werd in 1966 opgeheven.