Het water van de Strijlandsebeek, die ontspringt aan de noordkant van Slichtenhorst, komt ook via de Breede Beek naar de stad. Na 1700 wordt er een afvoerkanaaltje vanuit Zwartebroek gegraven naar het begin van de Breede Beek, zodat water uit dat gebied ook via de beek kan worden afgevoerd.
Vanaf de stad stroomt de Breede Beek naar de toenmalige Zuiderzee. Om deze vaarweg te verbeteren wordt de oorspronkelijke bedding van de beek geregeld verbreed en uitgediept. In documenten van voor 1600 wordt dit water al aangeduid als de Grift, een woord dat wijst op het vergraven en verdiepen van een natuurlijke bedding. Kleine schuiten kunnen via de Grift tussen de stad en de zeedijk varen. Lading van en naar schepen die over de Zuiderzee varen wordt daar over de dijk gedragen.
Omstreeks 1630 wordt een houten schutsluis in de dijk gebouwd, waardoor de lading niet meer over de dijk hoeft maar op zee kan worden overgeladen. Bij de zware stormvloed in het najaar van 1702 bezwijkt een deel van de zeedijk en wordt de houten sluis uit de dijk geslagen. Daarop wordt in 1703 een nieuw stuk dijk aangelegd, met daarin een nieuwe, grotere schutsluis van steen. Ook wordt begonnen met het verbreden van de Grift en het aanleggen van een nieuwe havenkom bij de stad. De nieuwe vaarweg is in 1720 gereed en wordt Arkergraft genoemd, later Arkervaart.
Ook nu nog is de Arkervaart belangrijk voor de binnenvaart van en naar de bedrijven langs de vaart en de havenkom. Voor sportvissers is de Arkervaart een belangrijk viswater.
Leestips:
- Wim Hagoort, Het hoofd boven water. De geschiedenis van de Gelderse zeepolder Arkemheen. Gemeenten Nijkerk en Putten 1356 (806)-1916 (Nabij Producties, 2018).
- Theo Slijkerman, ‘De watermolen aan de Breede Beek’, Vrogger. Tijdschrift vol historie. Een uitgave van Museum Nijkerk (2023, nummer 1) 8-14.
- George Drieënhuizen en J. Cozijnsen-Petersen, 30 pentekeningen van Nijkerk (Barneveld: Barneveldse Drukkerij en Uitgeverij, 1990).
Rechten
Museum Nijkerk, CC-BY-NC