Van enkele van zijn gedichten wordt door kenners gezegd dat zij behoren tot de mooiste die er in het Nederlands ooit geschreven zijn. Als dichter was Dèr Mouw een laatbloeier: hij begon pas op zijn vijftigste serieus gedichten te schrijven, en vlak voordat zijn eerste bundel zou verschijnen, overleed hij vrij plotseling. Hij was toen bijna 56 jaar.
Lastercampagne
Dèr Mouws reputatie als poëet wordt in Doetinchem grotendeels overschaduwd door zijn rol in wat nu nog steeds bekend staat als 'het schandaal van Doetinchem'. Het werd indertijd breed uitgemeten in de landelijke pers. Het zogeheten schandaal speelde zich omstreeks 1902 af aan het Doetinchemse gymnasium waar Dèr Mouw sinds 1888 aan was verbonden als leraar klassieke talen. Het schandaal kenmerkte zich onder meer door vermoedens van examenfraude, bevoordeling van leerlingen van vermogende ouders en uiteindelijk een felle lastercampagne tegen Dèr Mouw van wie zelfs werd geïnsinueerd dat hij onbetamelijke betrekkingen met bepaalde leerlingen zou onderhouden. Naar verluidt waren de anti-christelijke gevoelens van Dèr Mouw de ware aanleiding voor de lasterlijke aantijgingen. De affaire liep zo hoog op dat Dèr Mouw enige zelfmoordpogingen deed en zich uiteindelijk in Den Haag vestigde als privéleraar.