Midden in de dorpskom slaat de bliksem in. Het getroffen huis met rieten dak brandt als een fakkel. De stormachtige wind jaagt de vlammen hoog op. Even later brandt ook het huis van de buren.
Vroedvrouw
Door de vonkenregen gaat een huis aan de overkant van de straat in de fik. Daar is juist een bevalling aan de gang. Gauw naar buiten! Vroedvrouw Meijers die helpt, ziet ineens hoe haar eigen huis verderop een prooi van de vlammen wordt. Snel waarschuwt ze haar man en kinderen. Dan rent ze terug en helpt in het licht van de vlammen met de bevalling.
Noodgeld
Met brandhaken trekt men het brandende riet van het dak. Ook met emmers water uit de dorpsput bestrijden dorpelingen het vuur. Er is geen houden aan. Binnen een uur zijn dertien huizen verwoest. Even dreigt de katholieke kerk in vlammen op te gaan. Een hoge lindeboom voor de kerk verhindert dat. Als de schade wordt opgemaakt, blijkt dat maar acht huizen zijn verzekerd. Dertien gezinnen zijn hun inboedel kwijt. Die zitten in zak en as. Een hulpactie door de provincie Gelderland lenigt de ergste nood. De dappere vroedvrouw krijgt van Koning Willem I als eerste in Groesbeek een koninklijke onderscheiding.
Bronnen en verder lezen:
- 'De grote dorpsbrand van 1828', in: G.G. Driessen, Rampspoed te Groesbeek. Fragmenten dorpsgeschiedenis uit de periode 1800 –1950 (Groesbeek 2000), p. 19-30.
- Nijmeegsche Courant, 'Een tooneel van ramp en ellende' (22 juli 1828).
Rechten
Vereniging Heemkundekring Groesbeek, CC-BY-NC