Op 21 juli 1820 werd de eerste steen gelegd voor het gedeelte Arnhem-Dieren, waarin de beroemde Middachterallee opgenomen was. De reiziger langs die weg kreeg in verband met de hoge aanlegkosten met een drietal tollen te maken: één tegenover Bronbeek, de tweede schuin tegenover de Posthoorn (nu Chinees restaurant) en de derde bij Ellecom. In 1823 werd het tweede gedeelte, van Dieren naar Zutphen, verhard. Voor dit gedeelte kwam een tolhuis bij Spankeren te staan tegenover herberg "de Luchte". Het eerste gedeelte van de Rijksstraatweg is sinds eind vorige eeuw grotendeels een gemeentelijke weg geworden.
De geschiedenis van het spoor in Nederland begint in 1839, toen op 20 september de eerste trein van Amsterdam naar Haarlem reed. In 1845 kwam de Rijnspoorweg van Amsterdam, via Utrecht naar Arnhem gereed, die een tiental jaren later werd doorgetrokken naar Duitsland. Daarvoor werd bij Westervoort door Engelse ingenieurs de eerste Nederlandse spoorbrug (een draaibrug) over een grote rivier gebouwd. De aansluitende spoorlijn van Arnhem naar Zutphen werd in 1865 geopend; daarmee werd ook de gemeente Rheden aangesloten op het Nederlandse spoorwegnet. Het was oorspronkelijk enkel spoor dat in het begin van de 20ste eeuw werd verdubbeld en in 1953 geëlektrificeerd. De lijn werd tot De Steeg aan de IJsselzijde van de straatweg aangelegd omdat aan de noordzijde vele fraaie landgoederen lagen. Voor Velp had de aanleg de nodige gevolgen: het gebied rondom de kerk, bij de Oude Jan, werd gescheiden van het nieuwe 'centrum' van Velp, langs de Hoofdstraat. Ook de mooie Larensteinselaan werd voor een deel vernield. Verscheidene fraaie huizen moesten worden afgebroken waaronder die van baronesse van Pallandt-Torck en baron van Hardenbroek. De lijn had rond het jaar 1900 stations in Velp, De Steeg en Dieren en daarnaast vijf halteplaatsen; twee in De Steeg en Ellecom en één in Spankeren. De lijn werd tot 1890 geëxploiteerd door de Nederlandse Rhijnspoorweg Maatschappij, daarna tot 1938 door de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en vervolgens door de Nederlandse Spoorwegen.
In 1887 werd de spoorlijn Apeldoorn- Dieren geopend, het zogenaamde "Koning Willem III lijntje" van de Koninklijke Nederlandsche Locaal Spoorwegmaatschappij "Koning Willem III" (KNLS). Station Dieren werd in 1903 uitgebreid met een middenperron met kap en dienstgebouwen. Men kon nu droog onder de perronoverkapping uitstappen. In de huidige perronbestrating is deze kopaansluiting nog steeds herkenbaar. De KNLS is in 1921 opgegaan in de Nederlandsche Spoorwegen. Vanaf 4 mei 1947 werd het gehele personenvervoer en vanaf 2 juni 1984 het goederenvervoer op het laatste traject Dieren-Eerbeek gestaakt.
Het station in Dieren droeg lange tijd de naam "Dieren-Doesburg" vanwege de snelle verbinding met het nabijgelegen Doesburg. In 1881 opende de Geldersche Stoomtram Maatschappij namelijk haar eerste (tram)lijn van Dieren via Doetinchem naar Gendringen. In 1887 werd die tramlijn doorgetrokken van Dieren naar Velp; daar kon men dan overstappen op de paardentram naar Arnhem. Ook Laag-Soeren kreeg dankzij de vele gasten voor het Badhuis in 1889 een station. De plaats van het in 1964 afgebroken gebouw is nog steeds herkenbaar.
In september 1944 werd het oude stationsgebouw van Dieren getroffen door een Britse vliegtuigbom en daarbij volledig verwoest. Sindsdien wordt het perrongebouw als stationsgebouw gebruikt. Vanaf 1975 is station Dieren het eindpunt van de toeristische spoorlijn Apeldoorn-Dieren van de "Veluwsche Stoomtrein Maatschappij" (VSM). Thans vervult Dieren een regiofunctie dankzij zijn station en zijn ligging langs de IJssel én op een kruispunt van wegen (Arnhem-Zutpen en Apeldoorn-Doetinchem). Het station heeft als enige binnen de gemeente de status van "Intercitystation".
Auteur: Hans Rijnbende