Anti-revolutionaire Partij (ARP)
De ARP werd in 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor de politieke stroming de antirevolutionairen, die al sinds het begin van de 19e eeuw bestond. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij, ging op 11 oktober 1980 met de CHU en KVP op in het CDA en was de eerste nationale politieke partij in Nederland
De ARP was de partij van de 'kleine luyden'. Een groep mensen waar vooral middenstanders, boeren, lagere ambtenaren en arbeiders onder vielen. Het gedrag van de liberalen, de vaak rijke mensen die tijd en geld hadden om in het parlement te kunnen zitten, sprak Kuyper namelijk tegen. Volgens hem maakten de ideeën van het liberalisme de gemeenschap kapot. Daarom richtte hij in 1879 de Anti-Revolutionaire Partij op, genoemd naar de Franse Revolutie. Hij pleitte voor algemeen kiesrecht en hij wilde gelijkstelling van religieus en openbaar onderwijs. Vlak voor de verkiezingen in 1901 riep Kuyper zijn partij op om een coalitie te vormen met de Katholieken. Hij wilde met deze actie de macht van de liberalen beperken. Dit plan werd een succes en Kuyper werd in tijdens deze verkiezingen in 1901 zelfs minister-president.
Conclusie, De Anti-Revolutionaire Partij hoort bij het begrip de rechtstaat omdat deze partij streed voor meer machtsspreiding. De macht moest volgens hun niet alleen bij de liberale liggen maar ook verdeeld worden onder de middenstanders, ze wilde hiermee het volk beschermen. Dus over het algemeen moest volgens De Anti-Revolutionaire Partij meer macht naar het volk en moest er ook meer gelijkstelling komen. Dit zijn ook kenmerken van een rechtstaat.
-261 woorden