Formeel wordt vastgelegd dat het Ommelander graan eerst op de markt in Groningen moet worden aangeboden en dat in de Ommelanden alleen bier voor eigen gebruik mag worden gebrouwen.
Het stapelrecht is bedoeld om de positie van de handelaren en bierbrouwers in de stad Groningen veilig te stellen en op die manier de positie van de stad als economisch centrum van het noordelijke kustgebied te verzekeren. Het gebruik van een stapel dateert al van vroegere datum, maar dan op basis van vrijwilligheid en om praktische redenen. De Ommelanden beschouwen dit 'recht' als een zware belasting. Vanaf de 16e eeuw komt het vaak tot geschillen tussen Stad en Ommelanden. De enige die de Stad geducht tegenstand biedt is de tweede handelsstad van het gebied, Appingedam. Dit stadje is nooit volledig aan het stapelrecht onderworpen geweest en is een luis in de pels van 'grote broer' Groningen. Ondanks verwoede pogingen van Ommelander zijde daartoe, is het stapelrecht pas begin 19e eeuw officieel afgeschaft.
Afbeelding: Privécollectie