De Duitse inval in België in 1914 ging met veel geweld gepaard. Moord, plundering en brandstichting volgden de Duitse troepen op de voet. Belgen sloegen massaal op de vlucht, en toen zelfs het veilig gewaande Antwerpen viel, trokken ze naar het noorden. Zo’n 900.000 burgers en militairen vonden hun weg naar West-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen. Ouders raakten in de chaos hun kinderen kwijt. Brabanders en Zeeuwen waren overdonderd door de vluchtelingenstroom, maar hielpen meteen. Bergen op Zoom en Roosendaal boden samen onderdak aan zo’n 100.000 vluchtelingen. Dat was drie keer zo veel vluchtelingen als dat ze inwoners hadden.
Vluchtoord Uden
Langzaam begonnen problemen te ontstaan bij de opvang. In het begin boden de Nederlanders ruimhartig hulp, maar al snel bleek dat het land niet berekend was op de opvang van zoveel mensen. In allerlei noodlocaties werden de vluchtelingen opgevangen: van circustenten (Bergen op Zoom), stationsgebouwen (Baarle-Nassau) tot aan een leegstaande suikerfabriek (Roosendaal). De strenge winter van 1914-1915 en besmettelijke ziektes kostten honderden vluchtelingen in die kampen het leven. Wie bij particulieren onderdak had gevonden, had het beter. Maar daar moest je vaak flink voor betalen.
In maart 1915 kwam er een groot kamp bij Uden, Vluchtoord geheten. Dat was gebouwd als een dorp, om zo de mensen zich beter thuis te laten voelen. Zevenduizend Belgen woonden daar. De inwoners van het kamp genoten weinig vrijheid. Er was een vast dagschema en ze mochten niet buiten het kamp werken. Dat veranderde later. Zo gingen ze werken voor Philips in Eindhoven en hielpen ze bij de Peelontginning. De plaats Belgenhoek herinnert nog aan die ontginners. Het leven in het kamp was niet gemakkelijk. Uiteindelijk overleden er 500 kinderen aan ondervoeding en ziekten.
Dodendraad
Langs de grens tussen het bezette België en Nederland bouwde het Duitse leger in 1915 een versperring. Van het Zeeuwse Cadzand tot aan het Limburgse Vaals liep de versperring. Zo wilden de Duitsers voorkomen dat Belgen die gevlucht waren zich weer aansloten bij het Belgische leger, en dat smokkelaars illegaal goederen, mensen en inlichtingen over de grens zetten.
De versperring bestond uit drie hekken, waarvan de middelste 2 meter hoog was en onder stroom stond met een dodelijke spanning. Bovendien bewaakten militairen de grens. Desondanks wisten 20.000 mensen langs deze gevaarlijke draden te glippen. Maar er vielen ook zo’n 500 doden, vandaar de naam Dodendraad.