Vorstendom Gemert
Gemert was een soeverein Vorstendom
Gemert had van oudsher tot omstreeks 1800 een ‘status aparte’. Onafhankelijk van het hertogdom Brabant, de Republiek der Zeven Provinciën of van welk landsheerlijk gezag dan ook. Gemert was een soeverein vorstendom.
Het Heilige Roomse (Duitse) Rijk kende vele vorstendommen, waaronder de heerlijkheid Gemert met de adellijke familie Van Gemert als heer. De ridderlijke Duitse Orde verkreeg goederen van Rutger van Gemert, die als ‘fundator’ van de Commanderij Gemert te boek staat. In 1270 oorkondt hertog Jan van Brabant dat hij over Gemert niets te zeggen heeft en dat alle rechten toebehoren aan deels ridder Diederik van Gemert, deels de Duitse Orde.
Terwijl omliggende heerlijkheden door de hertog van Brabant worden ingelijfd, blijft Gemert daarvan gevrijwaard. De Duitse Orde wordt door hem gezien als bondgenoot. Hertog Hendrik van Brabant heeft in Akko (Palestina) als opperbevelhebber van het kruisleger in 1198 aan de wieg gestaan van de ridderlijke Duitse Orde. Hertog Jan van Brabant eigent zich in 1270 wel het recht toe dat bij een conflict tussen de twee Gemertse machthebbers, alleen de hertog van Brabant als scheidsrechter mag optreden. Wanneer rond 1360 een ruzie tussen Diederik IV van Gemert en de commandeur van de Duitse Orde flink uit de hand loopt, leidt dat tot een bindende uitspraak van de hertog van Brabant dat Diederik leenman wordt van de Commanderij, die daarmee de soevereine macht krijgt over heel Gemert. De landcommandeur van de Duitse Ordebalije Alden Biezen treedt sedertdien op als Vrijheer van Gemert. Er wordt een nieuwe residentie gebouwd in Gemert, bestaande uit kasteel en kerk, waarin met pauselijke instemming de nieuwe parochie Gemert wordt gesticht. Tegelijk verwerft de Commanderij de patronaatsrechten van de moederparochie Bakel en Deurne in leen van de Abdij Echternach. In de loop van de vijftiende eeuw komen daar nog bij de patronaatsrechten over Nistelrode, Vorstenbosch, Haren en Geldrop. Alle genoemde parochies worden bediend door priesterleden van de Duitse Orde. De Commanderij Gemert groeit daarmee uit tot een geestelijk en cultureel centrum voor de regio dat nog wordt versterkt met de stichting van een rijk met studiebeurzen begiftigde Latijnse School in 1587.
Vanwege de status van de Duitse Orde kan Gemert zich gedurende de Tachtigjarige Oorlog als neutraal gebied handhaven. Met de Vrede van Munster (1648) komt er een eind aan de oorlog met Spanje en treden de Nederlandse gewesten als ‘Republiek van Verenigde Nederlanden’ uit het Duitse Rijk. Gemert wordt dan door Staatse troepen onrechtmatig bezet. Na veertien jaar procederen erkent Den Haag in 1662 de soevereine rechten van de Orde over Gemert, daartoe gedwongen omdat de Duitse keizer en alle keurvorsten van het Duitse Rijk zich achter de eisen van de Orde stellen. De grootmeester van de Orde, tevens landvoogd van de Spaanse Nederlanden in Brussel en broer van de Duitse keizer, stemt in met diens voorwaarde dat het vrije Gemert zich aansluit bij het Duitse Rijk. Gemert wordt een Soevereine Rijksheerlijkheid zonder overigens verplichte betalingen aan dat Duitse Rijk.
Vanaf 1662 neemt Gemert met godsdienstvrijheid voor katholieken én gereformeerden, binnen het gebied der Nederlanden een welhaast unieke plaats in. De katholieke commandeur mag zelfs de dominee benoemen. Het bedevaartsoord Handel en de Latijnse School komen tot grote bloei.
Tot 1709 zijn alle Vrijheren van Gemert ‘Nederlanders’, daarna komen alleen nog leden van hoge Duitse adel in aanmerking voor het landcommandeurschap. Voorbeeld is Damiaan Hugo graaf von Schönborn die ook bisschop is en later kardinaal, maar ook keizerlijk ‘Geheimrat’, en in Gemert krijgt hij de waardigheid van “ein Fürst im Römischen Reich”.
Door de Franse bezetting in 1794 wordt het vorstendom Gemert ingelijfd bij de Franse Republiek en later verkocht aan de Bataafse Republiek. Vanaf dan is Gemert een onderdeel van Brabant.