Ontstaan van de parlementaire democratie

Sinds 1848 kennen we in Nederland een parlementair stelsel.

Sinds 1815 is Nederland een monarchie, we hebben een koning of koningin. In 1848 werden we een parlementaire democratie. Er kwam in de loop van de 18e eeuw steeds meer kritiek op de Repulbliek o.a. door de denkbeelden van de verlichting, dit is belangrijk voor de geschiedenis van de democratie. Na de Franse revolutie, tijdens het congres van Wenen werd het koninkrijk der Nederlanden, een constitionele monarchie. De vorst was gebonden aan de regels van de grondwet (1814). Thorbecke (staatsman) voerde een grondwetswijzing in 1848 door. Daar stond het volgende in: "De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk". Door deze wijziging werd ook het bestuurssysteem gewijzigd, voortaan werd de Tweede kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraden direct door de kiezer gekozen. De Eerste kamer werd door de Provinciale Staten gekozen en dat is nu nog steeds allemaal het geval. De macht van de Tweede Kamer werd groter, ze kregen meer rechten.
In 1887 vond er een uitbeiding van het kiesrecht plaats, het Caoutchoucartikel. Dit betekende dat iedereen die in het bezit was van een kenteken, dus een auto (dus genoeg belasting betaalde) voortaan mocht stemmen. In 1896 was er weer een uitbreiding, de Kieswet Van Houten, dat betekent dat iedereen die belasting betaalde, het bezit van een huis of een bepaald opleidingsniveau had, het recht recht om te stemmen. In 1914 was dit 65% van de bevolking. In 1917 werd het censuskiesrecht ingevoerd, alle mannen boven de 23 jaar mochten stemmen en vanaf 1917 mochten ook de vrouwen stemmen. Het ontstaan van de democratie is dus de belangrijkste gebeurtenis van de democratie, als dit niet was gebeurd, hadden we geen democratie.