Schenking
Graaf van Berg schonk zijn boerderij in Dieren met alles wat daarbij hoorde aan personeel en landerijen. Hij was onder de indruk van de zorg van de Duitse broeders voor zieken en gewonden en hun moed in de strijd tegen de moslims. De Orde was dertig jaar eerder, in 1189, in Akko (Noord-Israel) opgericht. Bij bul van Paus Innocentius III van 19 februari 1199 werd de Orde als geestelijke ridderorde erkend. Door het wervend optreden van de vierde grootmeester, Herman van Salza (1209-1239), vriend van paus en keizer, groeide de Orde spectaculair en volgden talloze schenkingen. Er kwamen in Nederland 14 commanderijen, waaronder ook in Rhenen en Doesburg.
De komst van de eerste broeders
Eind 1218 kwamen de eerste broeders naar Dieren. Ze waren herkenbaar aan hun grijze tenue en witte mantel met op de linker schouder een zwart kruis. De exploitatie van de bezittingen, tegenwoordig 'Hof te Dieren' genoemd, was bedoeld voor het onderhoud van de eigen gemeenschap en om de Orde te ondersteunen. De broeders waren naast krijgers tevens kloosterlingen. Zij hadden de geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid afgelegd en zich verplicht om in gemeenschap te leven. Spoedig na aankomst werd een deel van de boerderij ingericht als klooster. In 1230 laat heer Frederik van Rheden, die tot de Orde was toegetreden, in een acte weten dat het document is opgemaakt 'in Dieren, in ons Huis', later bekend als het 'Duytze Huys'. Het aantal broeders, dat het klooster bevolkte, is nooit groot geweest. Tussen 1220 en 1400 woonden er gemiddeld vijf ridderbroeders, twee priesterbroeders en twee 'graue manteler' (grijze broeders). In 1420 verkocht de balije Koblenz Dieren uit geldnood aan de balije Biesen (België), die het op haar beurt in 1434 voor 3.750 Rijnse guldens overdroeg aan de toen nog rijke balije van Utrecht.
Commandeur
Hoofd van de gemeenschap was de commandeur. Hij moest jaarlijks aan de Orde verslag uitbrengen van de kosten en baten van de huishouding en het boerenbedrijf. De commandeur was holtrichter (voorzitter) van de gecombineerde marke Dieren, Spankeren, Laag-Soeren. Het Duytze Huys was voor de stadsbesturen van Arnhem en Zutphen de uitgelezen plek elkaar te ontmoeten. De commandeur onthaalde de heren dan op wijn. De priesterbroeders behartigden ook het geestelijk welzijn van de bewoners van Dieren en troffen bij hun aankomst op hun terrein een houten kerkje aan. Begin 1300 bouwden zij naast hun klooster een stenen kerk, dat de parochierechten kreeg.
Bekering tot het protestantisme
In de Gelderse burgeroorlog (1459-1465) werd de Commanderij zwaar beschadigd evenals in de Tachtigjarige Oorlog. De broeders hebben de commanderij meermalen moeten verlaten. De ergste schade werd in 1629 door Spaanse troepen aangericht aan kerk en klooster. Kort daarvoor dreigde het Duytze Huys, samen met de andere commanderijen, te worden opgeheven. De hervormde Staten van Utrecht, die het gezag over de Balije aan zich hadden getrokken, duldden geen kloosterinstellingen. Maar de Duitse broeders accepteerden het dictaat van de Staten en werden protestant, de priesterbroeders kregen een alimentatie en de Balije werd een ridderlijke instelling. Na de verwoesting van 1629 werd het complex weer opgebouwd. Maar de kosten waren zo hoog, dat de Balije in 1647 het voorstel van prins Willem II van Oranje aannam om de Commanderij met haar aangrenzende bezittingen aan hem te verkopen: het Duytze Huys werd jachtslot. Daarmee kwam na 429 jaar een einde aan het verblijf van de Duitse broeders in Dieren. De Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht is nog steeds actief in Nederland, als een charitatieve instelling.
Rechten
Frits Tesser, CC-BY