Tegelbakkerijen

Industrie langs de Vaartse Rijn

De gebroeders Ravesteyn bezaten een daktegelfabriek aan de Vaartse Rijn en besloten in 1844 wandtegels te gaan produceren. Dat werd aantrekkelijker toen de concurrent, de al twee eeuwen actieve Utrechtse Tegelbakkerij, in 1855 de deuren moest sluiten. Van Ravesteyn nam personeel en voorbeelden van dit bedrijf over. De gebroeders waren niet de enige die een gat in de markt zagen. Zo breidde overbuurman Jan Schillemans zijn assortiment vloer- en daktegels uit met wandtegels. Hij ging produceren voor de interieurs van de vele nieuwe kerken en kapellen die de katholieke architect A. Tepe in deze tijd bouwde.

Beide bedrijven stonden op nationale en internationale beurzen. Ravesteyn leverde aan Engeland en Brazilië, met name Rio de Janeiro. De belangrijkste successen werden behaald in de rurale gebieden van midden Nederland en Duitsland. Stijgende welvaart vergrootte de vraag bij de agrarische bevolking naar luxe aankleding van de woonvertrekken. Tegels en tegeltableaus werden enige tientallen jaren ongekend populair.

Schillemans deed een enorme investering om de productie van hoogwaardig plateel ter hand te nemen, maar werd overgenomen door J.W. Mijnlieff, eigenaar van de fabriek De Liesbosch. Hij was het die onder de fabrieksnaam Holland prachtig handgeschilderd aardewerk met succes op de markt bracht en profiteerde van de opkomende belangstelling voor tableauwerk in winkelinterieurs, aan buitengevels en portieken.

Van Ravesteyn produceerde aan het einde van de negentiende eeuw anderhalf miljoen tegels in één jaar, met veertig werknemers. Een allesvernietigende brand in 1904 kwam het bedrijf binnen een jaar te boven en niet veel later werd de naam van het bedrijf omgedoopt in Westraven.