Vensterplaat De Beemster

  1. Het Beemstermeer

    De naam Beemster is afgeleid van Bamestra, een riviertje in het gebied. Rond het jaar 800 bestaat dit gebied uit veengrond. De bewoners graven het veen af en gebruiken het als brandstof. Door het afgraven van het veen in combinatie met stormvloeden ontstaat er een groot meer met een open verbinding naar de zoute Zuiderzee (nu IJsselmeer).

    Wist je dat?

    De naam Bamestra komt nog steeds voor in het gebied: de Bamestra IJsclub in Zuiderbeemster en de Bamestraweg in Middenbeemster.

  2. Een goede investering

    Dit is een kaart van het Beemstermeer uit 1607, gemaakt door Pieter Cornelisz. Cort. Het is dan nog een enorm meer van meer dan 8500 voetbalvelden groot. Maar in hetzelfde jaar besluit een groep burgemeesters en Amsterdamse rijkelui het Beemstermeer droog te leggen. Waarom?

    Het gevaar van water en het snel groeiende Amsterdam zijn de belangrijkste redenen voor het droogleggen van de Beemster. Door de uitbreiding van de stad heeft Amsterdam steeds meer monden te voeden. Goede landbouwgrond is daarom hard nodig. En de rijke kooplieden zoeken naar goede investeringen om nog meer geld te verdienen. Land is immers veel meer geld waard dan water. De investeerders verdelen de grond onder zichzelf. Ze betalen 247 gulden voor een stuk grond van ongeveer 100 x 100m. Het blijkt een goede investering. Omgerekend naar nu kost het droogleggen van de Beemster bijna 1 miljoen euro, maar het leverde veel meer op.

  3. Van water naar land

    Tussen 1607 en 1612 wordt het Beemstermeer helemaal droog gelegd en ontstaat er een polder. Rond het Beemstermeer wordt een hoge dijk van 38 kilometer lang gelegd. In die tijd zijn er nog geen graafmachines dus alles gebeurt met de hand. Duizenden mensen zijn twee jaar bezig met schep en kruiwagen. Stel je dat eens voor! Hoe werkt dat dan?

    Eerst wordt er een ringvaart gegraven langs het meer. Dat is een soort kanaal. Met de grond van de ringvaart wordt een dijk gebouwd tussen het meer en de ringvaart. Zo kan het water uit de ringvaart niet zomaar terug in het meer stromen. Daarna begint het leegpompen van het meer. Voor het Beemstermeer worden maar liefst 43 windmolens gebruikt. Deze oer-Hollandse molens pompen al het water uit het meer, zo de ringvaart in. En dan is er vruchtbare landbouwgrond.

  4. Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650)

    Dit is Jan Adriaanszoon Leeghwater. Hij is de zoon van een timmerman uit de Rijp in Noord-Holland. Zelf is hij timmerman, molenbouwer, ingenieur, architect en kunstenaar. Hij maakt molens, meubels, uurwerken en tekeningen. Een belangrijke uitvinding van hem is de achtkantige molen met de bovenkruier. Een bovenkruier?

    Door de bovenkruier konden de wieken van de molen altijd loodrecht op de wind gezet worden. En dat geeft de beste energie-overdracht. Slim hè!

    Wij kennen Jan Adriaanszoon Leeghwater vooral vanwege de drooglegging van De Beemster, de Schermer en de Purmer. Daarom heet hij ook Leeghwater. En dat is geen toeval. In die tijd kon je namelijk nog gewoon je eigen achternaam kiezen. Hij had natuurlijk ook de naam Molenbouwer kunnen kiezen of Timmerman. Weet jij nog een andere toepasselijke naam?

  5. Droge voeten krijgen en houden

    Om het Beemstermeer droog te maken zijn steeds drie molens op een rij nodig. Dit noemen we een molengang. De molens geven het water aan elkaar door. Elke molen brengt het water 1,5 meter hoger. Het water uit het Beemstermeer moet 4,5 meter omhoog gepompt worden tot de bodem droog ligt: dat is dus 3 x 1,5 meter. En dan?

    In Nederland liggen veel polders. Als je niks doet, lopen de polders vanzelf weer onder. Bijvoorbeeld met regenwater. Vroeger gebruikte men windmolens om die polders droog te maken. Dit noemen we poldermolens. In de negentiende eeuw worden deze molens vervangen door stoomgemalen en weer later door dieselgemalen en elektrische pompen. Dat is veilig, want ook zonder wind werken ze gewoon.

  6. Waterbeheer

    Van water land maken, daar zijn Nederlanders goed in. Ook koning Willem-Alexander draagt een steentje bij. De koning is niet alleen een groot waterliefhebber, maar heeft er ook echt verstand van. Hij wil mensen bewuster maken van het belang van water en denkt mee over watervraagstukken en waterbeheer. Waterbeheer in de Beemster, hoe zit dat?

    Waterschap 'De Waterlanden' zorgt voor het waterbeheer in de Beemster, Purmer en Wormer. Zo'n waterschap zorgt onder andere voor het onderhoud van de dijken, de hoeveelheid en de kwaliteit van het water en de onderhoud van de vaarwegen. De Beemster bestaat uit meer dan vijftig stukjes land. Elk stuk heeft zijn eigen waterpeil. Landbouwers willen graag een laag waterpeil. Dorpsbewoners juist niet, omdat anders de palen onder hun huizen kunnen verrotten. Het ideale waterpeil voor veeboeren zit daar tussenin. Vroeger pompten ze alleen water weg om problemen te voorkomen. Tegenwoordig pompen ze er in droge perioden ook weleens water in. Dit water komt dan uit het IJsselmeer.

  7. UNESCO-Werelderfgoed

    De Beemsterpolder is een uniek landschap. Een goed voorbeeld van hoe Nederlanders grote delen van Nederland zelf hebben 'gemaakt'. De Beemster staat daarom sinds 1999 op de UNESCO-Werelderfgoedlijst, samen met nog meer bijzondere creaties van de mens, zoals de Amsterdamse grachtengordel, de Chinese Muur en het Colosseum in Rome.

    De UNESCO is een organisatie van de Verenigde Naties. Ze richt zich speciaal op onderwijs, wetenschap, cultuur en communicatie. Zij heeft in 1972 een werelderfgoedverdrag opgesteld. Wanneer je dit verdrag als land ondertekent, dan zeg je dat je er alles aan doet om in jouw land bijzondere landschappen, plaatsen en gebouwen te bewaren voor de generaties na ons. Er staan negen Nederlandse erfgoedplekken op de Werelderfgoedlijst en één op Curaçao. Kijk op: https://www.unesco.nl/cultuur/werelderfgoed

  8. Recht toe, recht aan!

    Nieuw land kun je inrichten naar eigen wens. De Beemster bestaat uit rechthoeken van ongeveer 185 meter breed bij 930 meter lang. Vijf van deze rechthoeken naast elkaar vormen een vierkant. Kanalen en wegen wisselen elkaar af en kruisen elkaar. Overal om je heen kaarsrechte wegen en sloten, wel zo overzichtelijk.

    Dit schaakbordpatroon (castra-model) zien we ook bij de Romeinen. Op de kruising van de twee hoofdwegen lag het forum, het centrum van een Romeinse stad. Het dorp Middenbeemster ligt ook op een kruising van hoofdwegen. Zouden ze geïnspireerd zijn geweest door de Romeinen? Ook in moderne steden is zo'n schaakbordpatroon terug te vinden, zoals Manhattan in New York.