Door Sander Wegereef
Bij industriewindmolens denken we tegenwoordig vrijwel direct aan de Zaanstreek. Dit gebied staat weliswaar nog altijd bekend om haar monumentale molens, maar de basis voor veel van deze molens lag in Alkmaar. Ver voordat aan de Zaan de eerste industriewindmolens werden gebouwd, kon men in Alkmaar 's werelds eerste papiermolen, hennepmolen en zaagmolen op windenergie bewonderen.
In 1560 telde de stad Alkmaar zeven industriemolens. Eén daarvan was een runmolen, die werd gebruikt voor het bewerken van leer. Blijkbaar ging het goed met de leerindustrie, want in 1569 kwam er een tweede runmolen bij. Beide molens gingen echter tijdens het Spaanse beleg van 1573 verloren en er kwam er maar één voor terug. Ook had Alkmaar een oliemolen, aangedreven door paarden. In 1560 stond er zo'n 'rosoliemolen' aan de zuidzijde van het Verdronkenoord. De overige molens waren korenmolens. Deze molens worden doorgaans niet tot de industriemolens gerekend, omdat ze vooral maalden voor de plaatselijke burgers en bakkers. Ze bewerkten dus geen grondstoffen voor handelsproducten, iets wat de industriemolens wel deden. Een aparte moutmolen had Alkmaar in die tijd niet. Het mout voor de productie van bier werd door de brouwerijen uitbesteed aan de korenmolens. Het geeft wel aan dat de industriële functie van de Alkmaarse molens relatief kleinschalig was.
Een echte pioniersrol in de opkomst en ontwikkeling van industriewindmolens kreeg Alkmaar pas aan het einde van de 16e eeuw. Tussen 1582 en 1596 werden in Alkmaar verschillende soorten industriewindmolens gebouwd. Dankzij de ervaringen die men in Alkmaar en omgeving sinds de 15e eeuw had opgedaan met de windwatermolens - de eerste gedocumenteerde windwatermolen in Holland bevond zich in de buurt van Alkmaar - stond de kennis op het gebied van de molentechniek in Alkmaar al op een heel hoog niveau. Omdat er octrooirecht zat op de uitvinding van deze windmolens en omdat de stedelijke overheid de bouw van nieuwe molens te stimuleerde, had Alkmaar lange tijd zelfs een monopoliepositie en konden andere steden pas veel later volgen.
In 1582 kreeg de Vlaming Lieven Jansz van de Alkmaarse vroedschap toestemming om een oliewindmolen neer te zetten op het noordoosterbolwerk, de eerste industriewindmolen in Holland. Zijn molen was een reeds bestaande windoliemolen die hij per schip uit Vlaanderen naar Alkmaar liet transporteren. Tot 1593 stonden de enige vier windoliemolens van Holland in Alkmaar.
De eerste papiermolens bevonden zich voornamelijk in Zuid-Holland. Dit waren echter geen windmolens, maar meestal ros- of getijmolens. De eerste windpapiermolen ter wereld werd in Alkmaar neergezet. Op 21 april 1586 kreeg de Alkmaarse papiermaker Jan Jacobsz du Bois toestemming om aan de zuidkant van het Zeglis een windpapiermolen neer te zetten, in 1593 gevolgd door een tweede. Toen Amsterdam en de Zaanstreek begonnen met papierfabricage was Alkmaar al geruime tijd het centrum van deze nijverheid.
In 1591 werd de eerste windhennepmolen gebouwd op het Tonland, de hoek waar het Zeglis uitmondt in de Schermer. In een hennepmolen werden hennepstengels bewerkt als basis voor touwen en zeildoeken voor de scheepvaart. De hennepmolen heeft tot 1610 dienst gedaan, waarna hij werd omgebouwd tot 'volmolen'. Volmolens werden gebruikt voor het bewerken van wollen stof. De eerste Alkmaarse volmolen werd in 1595 gebouwd door Gerrit Claasz Schuijt. De Hollandse lakensteden volgden pas tien tot vijftien jaar later. Dit kwam door het patentrecht dat Alkmaar in deze branche had verkregen.
Met recht mag Alkmaar dus de bakermat van de industriewindmolen genoemd worden. Omdat de octrooirechten afliepen en er zich nieuwe handelscentra vormden in Amsterdam en de Zaanstreek heeft Alkmaar haar leidende positie in de molenindustrie al vroeg in de 17e eeuw moeten afstaan.