Eén van de beroemdste Deventenaren is Geert Grote, zoon van lakenkoopman Werner Grote en Heilwig van der Basseler. In 1350, tijdens een pestepidemie, verloor hij zijn ouders. Na afronding van de kapittelschool in Deventer, ging hij studeren aan de Parijse universiteit, waar hij al op 18-jarige leeftijd de titel Magister Artium (meester in de vrije kunsten) behaalde. Deze vrije kunsten, voorlopers van onze wetenschappen, werden 'vrij' genoemd omdat ze deel uitmaakten van de intellectuele vorming van vrije of vrijgestelde mannen.
De ommekeer in het leven van Geert Grote
Vanaf ongeveer 1366 verwierf Geert Grote belangrijke kerkelijke posities, waaraan weinig verplichtingen, maar wel ruime financiële beloningen verbonden waren. Hij kon zich een luxeleventje permitteren. Bezig aan een kerkelijke carrière bracht een zware ziekte hem in 1372 tot nieuwe inzichten. Hij verbrandde in het openbaar op de Brink in Deventer zijn boeken over zwarte kunst en beëindigde een wereldse manier van leven. In 1374 nam zijn leven definitief een andere wending. Hij deed afstand van zijn kerkelijke ambten, schonk veel van zijn onroerend goed weg en stelde zijn huis in de Bagijnenstraat, al gauw het Meester Geertshuis genoemd, open voor vrouwen die een geestelijk leven wilden leiden. Als boeteprediker riep hij de mensen op tot het ideaal van een christelijk leven in navolging van Christus. Fel keerde hij zich tegen kerkelijke misstanden, zoals de handel in kerkelijke ambten. Bekend werd zijn pamflet Contra Turrim, tegen de bouw van de Utrechtse domtoren. Zijn kritische preken leverden hem in 1383 een preekverbod op. In 1384 stierf Geert Grote aan de pest.
De broeders van het gemene leven
Florens Radewijns (1350-1400), de eerste leerling van Geert Grote, stichtte in de Engestraat een gemeenschap voor mannen: de broeders van het gemene leven. De term "gemene" heeft de betekenis van "gemeenschappelijke". Ze vormden een lekengemeenschap zonder kloostergelofte. De broeders probeerden met elkaar te leven volgens het ideaal van de eerste christenen. Radewijns hield zich bezig met de organisatie van deze broedergemeenschap. Hij stelde leefregels op voor het huis en besloot op aandringen van de communiteit alle inkomsten in een gezamenlijke kas te storten. De gemeenschap verhuisde in 1391 naar een groter huis op het huidige Lamme van Dieseplein. De broeders hielden zich vooral bezig met het overschrijven van boeken en werden daarom ook wel de "broeders van de penne" genoemd. Door kopiëren en aankopen herbergde het Heer Florenshuis op den duur een belangrijke bibliotheek.
De zusters van het gemene leven
Johannes Brinckerinck, rector van het Meester Geertshuis, richtte in de stad vier zusterhuizen op: het Brandeshuis en het ernaast gelegen Kerstekenshuis (Bagijnenstraat), het Buiskenshuis (sinds 1971 de zetel van Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek) en het Lamme van Diesehuis (Lamme van Dieseplein). Naast gebed en meditatie verrichtten de zusters werkzaamheden als spinnen en weven en de verzorging van armen en zieken. In het Lamme van Diesehuis werd het Deventer Liedboek geschreven, een boek dat 92 Nederlandse geestelijke liederen bevat, waaronder twee liederen die in Deventer ontstaan zijn.
Verspreiding en betekenis van de Moderne Devotie
Florens Radewijns speelde een belangrijke rol bij de stichting van het klooster Windesheim bij Zwolle in 1386. Windesheim werd de kern van een kloosterhervormingsbeweging, die zich wijd over Europa zou verspreiden. De zusters van het gemene leven stichtten in 1400 het vrouwenklooster in Diepenveen. De Moderne Devotie is als geestelijke vernieuwingsbeweging van grote betekenis geweest. Misstanden in de kerk werden aan de kaak gesteld, de boekcultuur en het onderwijs kwamen tot ontwikkeling en voor de ontwikkeling van het humanisme werd een voedingsbodem gelegd.