De meerderheid van de Deventenaren was omstreeks 1750 nog feller anti-Oranjegezind dan tevoren, en de tegenstelling tussen Oranjegezinden en patriotten was hier dan ook scherper dan elders in het land. Dat nam niet weg dat op 2 september 1766 de achttienjarige prins Willem V een statiebezoek bracht aan Deventer. Kosten noch moeite werden gespaard om toch vooral een goede indruk op de stadhouder te maken. Van zijn goedkeuring waren immers veel heren afhankelijk bij het verwerven en het behouden van een ambt. De anti-Oranjegezinden protesteerden tegen deze hielenlikkerij.
De opkomst van de patriotten
Vanaf 1782 ging de magistraat enigszins de richting op van de
meer patriottischgezinde gezworen gemeente. In datzelfde jaar werd
een patriottisch burgercomité opgericht, dat vooral de wijze waarop
de regenten werden gekozen bekritiseerde. In het comité zat onder
anderen Frederik Adolf van der Marck, hoogleraar aan het
Athenaeum Illustre en een goede vriend van de bekende
patriot Joan Derk van der Capellen tot den Poll. De patriotten, met
de theoloog Simon de Vries voorop, wilden van de Deventer
hogeschool een "trainingsschool voor patriotten" maken. Zij waren
vooruitstrevend en sterk beïnvloed door de ideeën van de
verlichting en de Amerikaanse vrijheidsoorlog. De invloedrijke
Simon de Vries fungeerde als mentor voor onder meer de latere
politici Gerrit David Jordens, Gerhard Dumbar en Rutger Jan
Schimmelpenninck.
Bij de Petrikeur of magistraatsverkiezing van 1783 werd de
Oranjegezinde burgemeester Mr. Everhard Herman Putman niet
herbenoemd. De stadhouder sputterde, maar dat maakte geen enkele
indruk. De Deventer magistraat kwam nu onder de leiding van Gerrit
David Jordens. In maart van datzelfde jaar richtten de patriotten
een vrijcorps op om orangistische bedreigingen te kunnen weerstaan.
Dit vrijcorps kreeg Gerhard Dumbar als commandant. Op de
Petrikeurdag van 1785 was er een oploop in het stadhuis, waarbij
een woedende menigte het door Gerard ter Borch in Deventer
geschilderde portret van stadhouder Willem III vernielde. 1
jaar later richtten ook de Oranjegezinden onder leiding van Putman
een burgercomité op om hun eigen privileges te verdedigen.
Oproer in de stad
Begin 1787 hadden de patriotten hun ontwerp voor een nieuw reglement voor het stadsbestuur klaar. Het Oranje-burgercomité was fel tegen dit ontwerp. Maar bij de Petrikeur werd het gehele stadsbestuur patriottisch en de stadhouder had nu helemaal niets meer in te brengen. De orangisten protesteerden en gooiden ruiten in bij de patriotten. De sfeer in de stad was uiterst gespannen. In 1787 stapten de gilden over naar het Oranjegezinde kamp, waardoor de patriottische beweging van binnenuit ontplofte. De patriotten riepen de hulp in van vrijcorpsen uit Zwolle, Bathmen en Rijssen om de Oranjegezinden in toom te houden. Maar daardoor escaleerde de zaak alleen maar. Toen enkele leden van het Zwolse vrijcorps Het Dorstige Hert, de Oranjesociëteit in de Grote Overstraat, binnentraden, braken er gevechten uit tussen zo'n 300 orangisten en de vrijcorpsen van de patriotten. Er vielen vijf doden, allen orangisten. Het stadsbestuur sloot daarop de Oranjesociëteit.
De Oranjegezinden aan de macht
Een paar maanden later riep Willem V de hulp in van zijn machtige zwager, de koning van Pruisen. In september ontwapenden Pruisische troepen het Deventer patriottisch vrijcorps, nadat de magistraat de Pruisen aanvankelijk de toegang tot de stad had geweigerd. De Oranjegezinden, met Putman voorop, kwamen weer in de stadsregering, en veel patriotten, zoals Van der Marck en Dumbar, vluchtten de stad uit. Het Oranjegezinde volk pleegde vernielingen en plunderde de huizen van prominente patriotten, zoals dat van Van der Marck, hiertoe aangezet door Putman. Het patriottische vrijcorps werd opgeheven. Het hele stadsbestuur werd door Oranjegezinden vervangen. De macht van de orangisten zou met het uitroepen van de Bataafse Republiek in 1795 weer ten einde komen.