Op de Raalterstraat, even buiten Heino ter hoogte van het
huidige restaurant Jan Steen, voltrok zich in de nacht van dinsdag
26 op woensdag 27 augustus 1924 een ramp met een autobus uit
Raalte, waarbij zeven mensen om het leven kwamen. Het ongeluk
leidde tot ver buiten Heino en Raalte tot grote ontsteltenis. In
landelijke dagbladen en tijdschriften verschenen artikelen waarin
de veiligheidsvoorschriften voor de bouw en constructie van
autobussen uitgebreid ter discussie werden gesteld.
Tijdens de Raalter Oranjefeesten ter gelegenheid van de verjaardag van koningin Wilhelmina, eind augustus 1924, organiseerde de firma Doevelaar plezierritjes met een autobus. De busritten gingen van Raalte naar Heino. Daar aangekomen, reed de bus een keer rondom de Hervormde Kerk, om daarna terug te keren naar Raalte. Autobussen veroverden de vervoersmarkt en waren een noviteit in die dagen. Menigeen maakte dan ook graag gebruik van de mogelijkheid om eens iets nieuws te ervaren.
De firma Doevelaar had de autobus nog maar pas in gebruik genomen. Gerrit Jan Brouwer, familie van de Doevelaars, bracht in Raalte passagiers bijeen, die de feestelijke ritjes wilden meemaken. Dat deed hij ook weer voor de laatste rit van 26 augustus. Zelf reed hij ook mee, samen met zijn 15-jarige zoon Antonie. Bestuurder van de bus was Jan Doevelaar, met zijn broer Herman als bijrijder.
's Nachts omstreeks half een begon de terugreis vanuit Heino. Toen bleek dat één van de lantaarns (waarschijnlijk carbidlampen) aan de voorkant niet brandde, zette Jan Doevelaar de bus aan de kant van de weg. Kort nadat de bus tot stilstand was gekomen, sloeg een steekvlam omhoog uit het voorste gedeelte van de bus. De brand die ontstond, breidde zich razendsnel uit naar het achterste deel van de bus. Gerrit Jan Brouwer sprong direct uit het zijportier aan de voorzijde. Chauffeur Jan Doevelaar en zijn broer wisten zich ternauwernood uit de vuurzee te redden door een ruit tegenover het zijportier kapot te slaan. Jan Doevelaar werd daarbij ernstig gewond aan zijn handen en kon zijn in brand geraakte kleding doven door in een slootje te springen. Een melkrijder uit Wijhe had eveneens de tegenwoordigheid van geest om een ruit in te slaan en wist zo aan het vuur te ontkomen. Veel andere passagiers konden echter geen kant op, omdat de deuren aan de achterzijde van de bus gesloten waren.
Zeven jongeren uit Heino, die op de fiets van het Oranjefeest in Raalte op weg waren naar huis, zagen de ramp gebeuren. Eén van hen, Anton Harskamp, liet zijn lezing van de gebeurtenissen optekenen in de Zwolsche Courant: "Wij sprongen van de fiets en uit nieuwsgierigheid lichtten we, nog in feeststemming, eens met onze lantaarns van achteren naar binnen om te zien wie er zoals in zaten. […]. We stonden nog zo'n beetje te schertsen, toen plotseling een helle vlam voor in de auto bij de chauffeur opsteeg en zich bliksemsnel naar achteren verplaatste. Dadelijk had ik mijn zinnen bij elkaar en riep:'Jongens, grijp toe.' We gooiden de fiets aan de kant en we deden wat we konden. Hoe we ook probeerden, de achterdeur was met geen mogelijkheid open te krijgen, daar ze op slot was en de chauffeur de steeksleutel in de zak had. Doevelaar stond echter zelf ook in brand, zodat daar geen heil te verwachten was. De meisjes en de jongens in de autobus drongen allen naar achteren, zodat het een geweldig gedrang en geschreeuw was. En het was ėėn vuurzee. Met grote moeite is het ons tenslotte nog gelukt een zestal inzittenden door het achterraampje naar buiten te trekken. Nadat ik er twee uitgehaald had, was er niets meer te redden. Mijnheer, het was verschrikkelijk. Het was een onuitsprekelijk drama en ik ben er nog zwaar van in mijn hoofd."
In een tijdsbestek van 5 minuten had zich het afschuwelijke drama afgespeeld. Pas toen de hitte was afgenomen, werden de gruwelijke gevolgen van deze ramp pas goed zichtbaar. Zeven personen, merendeels jeugdige Raaltenaren, kwamen in de vuurzee om het leven, onder wie Antonie Brouwer, de zoon van de organisator. Zeven passagiers liepen ‒ deels ernstige ‒ brandwonden op.
Zo kwam er een uitermate triest einde aan de Oranjefeesten in Raalte. Koningin Wilhelmina verzocht burgemeester W.A.P. Kerssemakers van Raalte om haar deelneming te betuigen aan de familieleden van de slachtoffers en zij informeerde tevens naar de toestand van de gewonden. Eén van de slachtoffers werd in Wesepe begraven, de anderen in een grote groeve op de algemene begraafplaats van Raalte. Hier werd op 27 mei 1925 een eenvoudig gedenkteken onthuld ter nagedachtenis aan de slachtoffers en om het tragische busongeluk in de herinnering te laten voortleven.
Politie en marechaussee stelden direct een onderzoek in naar de oorzaak van de ramp. Deze is echter nooit precies achterhaald. Kortsluiting is een mogelijkheid, maar ook is gesuggereerd dat de brand zou zijn ontstaan bij het bijvullen van benzine, of tijdens het bijlichten om te zien of er genoeg brandstof in de tank aanwezigwas. Die tank zat op een zeer gevaarlijke plek: naast de stoel van de bestuurder. Duidelijk werd in ieder geval dat er minder slachtoffers zouden zijn gevallen als de deuren van de achteruitgang niet op slot hadden gezeten. Het ongeluk leidde uiteindelijk tot verscherping van de veiligheidsvoorschriften.