De ontwikkeling van grootschalige textielnijverheid in Twente in de 19de eeuw was een rechtstreeks gevolg van de Belgische opstand in 1830. Vlaamse textielfabrikanten verloren na het uitbreken ervan de toegang tot hun belangrijke afzetgebieden in Nederlands-Indië. Ondernemers als Charles de Maere brachten daarop hun bedrijf over naar het noorden. De door koning Willem I opgerichte Nederlandse Handelsmaatschappij ondersteunde de arbeidsintensieve spinnerijen en weverijen in Twente bij het proces van modernisatie. Aan de Nederlandse Handelsmaatschappij is onverbrekelijk de naam verbonden van zijn directeur Willem de Clercq.
Thomas Ainsworth
Technische verbeteringen aan spinstoelen en weefgetouwen
werden vaak ontleend aan Britse voorbeelden. Zo ook het gebruik van
de snelspoel. Om daarmee te leren werken werden weefscholen
opgericht, onder meer in Enschede. Technische adviezen waren vooral
ook afkomstig van de Engelsman Thomas Ainsworth, die voor de
ontwikkelingen in Twente van grote betekenis is geweest
Schuttersveld
Charles Louis baron de Maere (1802-1885), een ondernemer
afkomstig uit Sint-Niklaas in Vlaanderen, vestigde in 1832 in
Lonneker op het landgoed Nieuwlust bij de Deurningerstraat (waar
later de Grolsch-fabriek zou komen te staan) een
bontweverij, die nog in hetzelfde jaar door brand werd verwoest. In
1833 stichtte hij een nieuwe bontweverij (met 30 weefgetouwen) en
een garenververij op het landgoed Schuttersveld aan de
Hengelosestraat. In de weverij werkten ook Belgische en Duitse
vakmensen. Naast de fabriek werd op het Schuttersveld door aannemer
Töniës het anno 2012 nog bestaande herenhuis gebouwd, waarvan de
kelders dienen als opslagruimte voor de in de fabriek gefabriceerde
goederen. Onder anderen koning Willem II was er in 1842 te gast. In
1856 keerde De Maere naar België terug. De naam De Maere is nog
verbonden aan de Hogere Textielschool aan de Ripperdastraat, nu
onderdeel van Saxion. De Maere's bezittingen op Schuttersveld
werden verkocht aan Hendrik Jan van Heek. Het gemeentebestuur nam
na de stadsbrand van 1862 zijn intrek in villa Schuttersveld, waar
ook tenten werden opgezet en vanwaar hulpgoederen werden
verspreid.
"'n Grooten Stoom"
In 1833 werd ook een vennootschap opgericht onder de naam "De
Enschedese Katoenspinnerij". Oprichter was Gerrit Jan van Heek, een
zoon van Hendrik Jan van Heek, de stamvader van de familie.
Participanten waren onder anderen koning Willem I, de Nederlandse
Handelsmaatschappij en de doopsgezinde gemeente. De fabriek ‒
beter bekend als "'n Grooten Stoom" ‒ werd gebouwd aan de
Hengelosedwarsstraat in de gemeente Lonneker (nu de
Raifeissenstraat) en was in feite de eerste modern-industriële
onderneming in Twente. In 1854 werkten er 234 mensen (met
merendeels verouderde machines). In de gemeente Enschede woonden in
de periode 1840‒1850 ongeveer 3.700 mensen. Zij ondergingen in 1845
en 1846 misoogsten (als gevolg van aardappelziekte) en ook nog een
cholera-epidemie. Een economische crisis in Europa veroorzaakte een
stagnatie van de afzet van textielproducten.
Veel kleine bedrijven
In 1846 waren er twee stoomspinnerijen, enkele snelweverijen,
160 handspinnerijen (ook in omliggende plaatsen) met gemiddeld tien
werknemers, een stoomkettingsterkerij, zes rietmakerijen, zes
blekerijen, een verfmolen, veertien ververijen, vijf
blauwdrukkerijen, achttien kalander- en cilindermolens. De
steenkolen voor de weinige stoommachines werden met karren
aangevoerd vanuit Ibbenbüren (D) via Gronau en Glanerbrug. Het
Nederlandse deel van die verbinding was in 1828 bestraat; het
Duitse deel pas in 1856. Garens uit Engeland bereikten Enschede via
de haven van Kampen en werden verder met karren vervoerd. Dat was
moeilijk in een strenge winter, zodat de textielindustrie in
Enschede bijna stil kon komen te liggen.