Aletta Jacobs werd in 1871 als eerste vrouw toegelaten op de universiteit. Ze had een brief geschreven en daarin gevraagd of ze toegelaten mocht worden tot de academische lessen. Deze brief had ze aan Thorbecke geschreven. Thorbecke was de eerste minister in die tijd. Aletta Jacobs had de brief geschreven omdat ze heel graag arts wou worden. Thorbecke stuurde al snel een brief terug naar haar vader dat het goed was. Aletta Jacobs was toen de eerste vrouw die toegelaten werd tot de universiteit. De universiteit is was toen alleen voor jongens.
Aletta Jacobs kwam haar hele leven op voor de rechten van vrouwen. Ze opende een praktijk die vrouwen hielp aan voorbehoedsmiddelen toen ze arts was. Dit zorgde ervoor dat een vrouw niet elk jaar zwanger werden. Ook zorgde Aletta Jacobs ervoor dat er een wet kwam die winkels verplichtte om zitgelegenheid te hebben voor het personeel. Meisjes moesten som elf uur blijven staan en hadden vaak lichamelijke klachten. Aletta Jacobs heeft 50 jaar lang gestreden voor het algemeen vrouwenkiesrecht. Dit deed ze met andere vrouwen en mannen die ook opkwamen voor de rechten. Ze noemde zichzelf feministen. Ze gaven kranten uit, ze richtten verenigingen op, demonstreerden, organiseerden tentoonstellingen en boden petities aan. In 1922 konden vrouwen voor het eerst stemmen.
Vrouwen hoorden altijd te zorgen voor huishouden en de kinderen en hoorden niet bij de politiek. Politiek was alleen voor mannen, vrouwen hoorden er niet. Door bijvoorbeeld Aletta Jacobs is dit verandert en kwam er het algemeen kiesrecht en werden vrouwen meer gerespecteerd. Pas in 1980 kwam er een wet waarin stond dat mannen en vrouwen gelijk behandeld moesten worden.
Nog steeds mogen Mannen en vrouwen stemmen en worden vrouwen veel meer gelijk behandeld. Aletta Jacobs heeft dus zeker wel een rol gespeeld voor de democratie.