De scholen in Hilvarenbeek vanaf de Franse tijd

De heerlijkheid Hilvarenbeek heeft vanaf haar ontstaan een kapittelschool gehad. Daarnaast werd er vanaf het einde van de Tachtigjarige Oorlog ongereguleerd lager onderwijs gegeven. Het schoolreglement dat de Staten Generaal van de republiek in 1655 instelde voor het “generaliteitsgebied” (Noord-Brabant, Zeeuws Vlaanderen en Noord-Limburg) bepaalde dat de onderwijzers gereformeerd moesten zijn, en bekwaam in duijts (Diets = Nederlands), françoijs, cijferen, rekenen en schrijven, en de psalmen Davids moesten kunnen zingen. Pas in de Franse tijd kwam er enige regulering van het onderwijs zelf, o.a. een indeling in klassen.

 

Bij het begin van het nieuwe koninkrijk der Nederlanden in 1815 heeft Hilvarenbeek twee openbare scholen, een voor de Hollandsche taal en als overblijfsel van de Frans tijd een École primaire voor de Franse taal. Daarom waren er ook twee school- meesters: Adam Broeders aangesteld in 1794 vóór de Franse bezetting stond in de school aan de Paardenstraat, en Peter Hendrickx in 1797 in de Bataafse republiek aangesteld door het revolutionaire Volksbestuur stond in de oude school aan de Markt op de Hoge Zij. Dit relict heeft Hilvarenbeek bijna een halve eeuw lang parten gespeeld. Beide hadden circa 70 leerlingen uit de drie dorpen (inclusief Biest en Esbeek) samen.

In 1825 maakt een nieuwe onderwijswet een einde aan de Franse school; beide scholen gaan dan verder als gewone lagere school. De schooltjes zijn dan inmiddels flink gegroeid; de ene had in de winter 76 jongens, 54 meisjes en 1 arm kind dat geen schoolgeld betaalde, de ander 89 jongens, 64 meisjes en 4 armen. In de zomer waren de aantallen veel lager omdat veel kinderen mee moesten helpen op de boerderij. Beide scholen hadden naast de schoolmeester een hulponderwijzer.

Meester Adam Broeders van de Paardenstraat overlijdt in 1829. De koning, die in die tijd de schoolbesluiten zelf nam, vond dit het geschikte moment om de tweedeling te beëindigen en dus geen opvolger voor meester Broeders te benoemen. Maar de schoolopziener schrijft aan de gouverneur van Brabant om het maar zo te laten, omdat dat de “welwillende ingezetenen aangenaam zal wezen”, met de bedoeling dat de school van de oude meester Hendricks langzaam zal uitsterven. Hendrik Broeders volgt zijn vader op. Hij wordt bekend als de Meester Broeders die het boekje over de Geschied- en Aardrijkskunde van Hilvarenbeek van 1838 voor zijn schoolkinderen heeft geschreven.

Maar meester Hendricks houdt het nog lang uit. Hij overlijdt pas tien jaar na Adam Broeders, 85 jaar oud. Meester Hendrik Broeders die zijn salaris moet delen met de tweede onderwijzer tot diens dood in 1848, kampt al snel met een sterk teruglopend aantal leerlingen doordat er nieuwe schooltjes komen in de Biest en Esbeek (zie hierna bij 1844). Hij begint daarom ook een kostschool voor niet-gesubsidieerd meer uitgebreid lager onderwijs (MULO), voor gegoede burgers van protestantse huize. Dit stelt hem in staat om met de kostschoolleerlingen uit de woning van het schooltje in de Paardenstraat naar een groter huis en pensionaat aan de Koestraat te verhuizen.

 

In 1852 volgt een nieuwe aanslag op het leerlingenaantal van de openbare school. De Zusters van Liefde komen naar Hilvarenbeek en beginnen een katholieke lagere school voor meisjes. Aanvankelijk vindt die onderdak in het oude gemeentehuisje dat aan de achterkant tegen de kerk gebouwd was. In 1856 wordt, dankzij een groot legaat, een groter schoolgebouw betrokken aan de Holstraat, tegenover de oude openbare school aan de Paardenstraat.

Op de openbare scholen betaalden de leerlingen 10 cent schoolgeld per jaar. In 1890 werd dat verhoogd naar 20 cent. In het bijzonder (katholieke) onderwijs werd onderscheid gemaakt in twee “klassen”: de 1e klasse waren algemene scholen gesticht door instellingen zoals diaconieën en de Mij. tot nut van het algemeen (de Nutsscholen, die ouderen onder ons nog kennen); de 2e klasse waren de zoge- naamde Franse of jongejuffrouwenscholen, die betaald werden uit schoolgelden en kostgeld, net als de MULO van Meester Broeders. De gratis scholen van de 1e klasse werden daardoor algemeen “armenschool” genoemd. De nieuwe nonnenschool gefinancierd uit een legaat, waarvoor geen schoolgeld betaald werd, werd daarom ook armenschool genoemd.

Na enige tijd gaan bijna alle meisjes naar de nonnenschool; in 1881 zijn er dat 132, en nog maar 19 op de openbare scholen samen.

 

Nadat de nonnen de nieuwe school betrokken hebben, krijgt de openbare school van meester Broeders een hoogstnoodzakelijke opknapbeurt. Er wordt geschilderd en er komen plafonds in ! Vanaf die tijd geeft hij ook zangles.

Meester Hendrik Broeders overlijdt in 1865. Er wordt een nieuwe schoolmeester aangesteld voor de openbare lagere school aan de Paardenstraat, maar het gebouw is dan in zo’n slechte staat dat het enkele jaren later wordt afgebroken en op dezelfde plek tegenover de Armenschool een nieuwe school gebouwd wordt. Deze school heeft twee klaslokalen van 8 x 7,5 meter voor circa 50 leerlingen elk. In 1878 komt er een nieuwe schoolwet, de kleinere klassen voorschrijft; er wordt dan een derde lokaal bijgebouwd, en er komt een tweede hulponderwijzer bij. In 1884 sluit het schooltje in de Biest en komt er nog een stroom jongens bij.

 

De negentiende eeuw: Vernieuwing en schoolstrijd

In 1900 volgt de algemene leerplichtwet, die bepaalt dat alle kinderen van 6 tot 12 jaar verplicht naar school moeten. De leerlingenaantallen stabiliseren dan en het grote verschil in de aantallen jongens die ‘s zomers en ’s winters naar school gaan verdwijnt, ook op de buitendorpen.

Na lang aandringen komt er in 1914 eindelijk ook weer een nieuwe school in de Biest, waardoor het leerlingenaantal van de jongensschool aan de Paardenstraat aan- zienlijk daalt. Plannen in 1921 om desondanks toch een nieuwe openbare school te bouwen aan de Doelenstraat gaan niet door.

In 1925 opent het kerkbestuur aan de Varkensmarkt een katholieke school voor jongens. Daarmee is de schoolstrijd geopend. Ondanks protesten van de protestanten, besluit de raad om de openbare school aan de Paardenstraat te sluiten. Maar wat in 1930 in de Biest en in Esbeek wel lukt, strandt hier; het raadsbesluit wordt door GS vernietigd.

 

Literatuur

Hendrik Broeders, Geschied- en Aardrijkskundige beschrijving der Gemeente Hilvarenbeek, voor de jeugd. Tilburg, 1838, p. 34-36. Herdruk, Heemkundige Kring Ioannes Goropius Becanus, 1985.

Jef van Gils, Hilvarenbeek onder de koningen. Een Kempisch dorp in de 19e eeuw. Hilvarenbeek, 2006. P. 85-98.

C. Gerritse, J. van Gils en D. Kuypers, Een spoor van 100 jaar liefdadigheid. (over de Zusters van Liefde) Hilvarenbeek, Drukkerij De Kempen, 1986. 144 p.

J.H. Meijsen, Lager onderwijs in de spiegel der geschiedenis. 175 jaar nationale wetgeving op het lager onderwijs in Nederland 1801 - 1976. Staatsuitgeverij, 1976. 303 p. ISBN 90 12 01079 9