De sluipmoordenaar van de Eerste Wereldoorlog

De Spaanse griep

Begin 1918 kregen de eerste soldaten koorts en een onschuldige keelpijn, een halfjaar later was de ‘Spaanse griep’ veranderd in een dodelijke pandemie. Een op de drie aardbewoners werd ziek.

Bij het oorlogsgeweld voegde zich in 1918 nog een vijand: een onvoorspelbare ziekte die grote delen van de wereldbevolking te pakken nam. De Duitse generaal Erich Ludendorff riep achteraf zelfs dat de Spaanse griep hem de overwinning had gekost. Hoewel dat een makkelijk excuus was, heeft het virus wel een rol gespeeld in de strijd. In maart van dat jaar stonden de centralen er goed voor: ze hoefden niet meer aan het oostfront te vechten nu er vrede was met Rusland; hun offensief in het westen was succesvol, en het moreel aan geallieerde kant was ingestort. Maar in april brak er een griep uit die hun soldaten velde. Ook aan geallieerde zijde sloeg het virus toe, dus Ludendorffs klacht lijkt op het eerste gezicht onterecht. Waarschijnlijk bleef de griep wel langer actief in Oostenrijk-Hongarije en hebben de centralen er meer last van gehad – in die zin had Ludendorff een punt.

Eerst nog geen paniek

De ziekte kan zijn begonnen in het voorjaar van 1918 in de Verenigde Staten. Op 4 maart meldde een kok in Camp Funston in Kansas zich ziek. Hij had een zere keel, hoofdpijn en koorts. In de loop van de dag klaagden steeds meer mannen over dezelfde symptomen. Veel van hen waren afkomstig van het Amerikaanse platteland. Ze werden klaargestoomd voor de loopgraven en zouden worden verscheept naar Europa. Via deze militairen bereikte de ziekte het westelijke front in Frankrijk – en reisde verder. Het virus volgde niet alleen de soldaten, maar ook een groep krijgsgevangenen die door Duitsland aan Rusland werd teruggegeven. En het sprong over op de gewone bevolking: van Spanje tot China begonnen mensen te hoesten.

Toch was er dat voorjaar nog geen sprake van paniek. Velen werden ziek, maar niet ernstig. De sfeer veranderde in augustus, toen de griep een dodelijk karakter aannam. Bij de symptomen voegde zich een longontsteking en de patiënten kregen roestbruine vlekken in het gezicht, die steeds donkerder werden. Ze kleurden blauw, hun handen en voeten werden zwart, ze kregen een delirium van de koorts, soms vielen hun haren en tanden uit. Hun borstkas zwol abnormaal op doordat hun longen aangetast raakten, en uiteindelijk verdronken ze in hun eigen longvocht en bloed. De ziekte – die zich kenmerkte door een speciale geur – gedroeg zich als een sluipmoordenaar. Het ene moment leek er nog niets aan de hand, het volgende was de patiënt reddeloos verloren. Razendsnel vloog het virus over de wereld: Noord- en Zuid-Amerika, Afrika, Europa en Azië vielen eraan ten prooi. Zelfs zeer afgelegen gebieden bleven niet gespaard.

Tegengestelde adviezen

Achteraf is duidelijk dat al die miljoenen ziek werden van hetzelfde virus, maar in 1918 begreep niet iedereen dat. Sommige artsen dachten dat het tyfus was. Die ziekte wordt overgebracht via luizen en is niet besmettelijk van mens tot mens. Andere artsen gingen ervan uit dat er sprake was van een pestepidemie of misschien zelfs van biologische oorlogvoering. De media droegen bij aan de verwarring door met verschillende theorieën en tegengestelde adviezen te komen.

Overheden waren niet goed voorbereid. Hun rapportagesystemen waren vaak alleen berekend op aandoeningen als tuberculose en cholera, maar niet op griep. Het gevolg van alle onduidelijkheid was dat maatregelen om de ziekte in te dammen dikwijls niet effectief waren. De beste wapens tegen het overspringende virus waren quarantaine van zieken en goede hygiëne. Sommige autoriteiten grepen daarom streng in: scholen en theaters gingen dicht, er mochten geen grote bijeenkomsten worden gehouden, het openbaar vervoer werd beperkt, vreemde schepen mochten de havens niet in en patiënten werden geïsoleerd in ziekenhuizen.

Maar lang niet overal trad de overheid voortvarend op. In Frankrijk bijvoorbeeld wilden de lagere autoriteiten bijeenkomsten niet verbieden, omdat ze bang waren dat de bevolking zich zou gaan vervelen. In Amerika verschilde de aanpak van stad tot stad, met een wisselend aantal slachtoffers tot gevolg. New York werd dankzij strikte maatregelen relatief licht getroffen, in Philadelphia vielen 11.000 doden.

Geen geschikte medicijnen

In minder ontwikkelde gebieden zochten de mensen hun toevlucht tot duivelsuitdrijvingen en rituelen. Gelovigen dachten dat het einde der tijden was aangebroken en dromden samen in kerken om te bidden. Of ze troffen elkaar op begrafenissen van de griepslachtoffers. Elke massabijeenkomst was een feest voor het virus. Elementaire vormen van hygiëne als handen wassen en niezen met een hand voor het gezicht waren nog geen algemeen gebruik.

De artsen wisten niet waar ze moesten beginnen. Er waren nog geen geschikte medicijnen. Hier en daar probeerden artsen te vaccineren, maar dat gebeurde niet systematisch en veel mensen wilden er bovendien niets van weten. Die dachten dat ze er juist ziek van zouden worden. Patiënten gebruikten aspirine en kinine, en experimenteerden met huismiddeltjes. De ene geneesheer adviseerde een flinke borrel ter ontsmetting, terwijl de andere dat beslist afwees. In hun radeloosheid waren er zelfs dokters die teruggrepen op ouderwetse aderlatingen.