Of een inwoner van Vlaardingen in dit geval hetzelfde lot had ondergaan als deze uit Duitsland afkomstige jood, kunnen we in twijfel trekken. Tijdens het Ancien Regime (de tijd vóór de Franse Revolutie van 1789) ontstonden veel kleine jurisdicties of rechtsgebieden.
Hierdoor kregen plaatselijke notabelen een rol als rechter toebedeeld, wat de onpartijdigheid tijdens de rechtszitting vermoedelijk niet ten goede kwam.
Criminele rechtspraak, ook wel ‘extra-ordinaire’ rechtspraak genoemd, werd in de steden in Holland uitgeoefend door het schepengerecht, op het platteland doorgaans door de 'welgeboren mannen’.
Men paste criminele rechtspraak toe als er sprake was van een delict waarop de wet een straf had gesteld, zwaarder dan een bepaalde geldboete.
Was de rechter er door overvloedig bewijsmateriaal van overtuigd dat het om een ‘capitaal' misdrijf ging, waarop maximaal de doodstraf stond, dan kon hij toestemming geven tot het gebruik van de pijnbank (‘tortuur’).
Als een verdachte tijdens het martelen bekende, moest hij deze bekentenis buiten de folterkamer nog eens herhalen. Het strafprocesrecht vereiste namelijk dat men elke bekentenis uiteindelijk ‘buiten pijn en banden van ijzer’ aflegde, anders was deze niet geldig.
Men beschikte in die tijd over een heel scala aan straffen. Zo had je de 'te pronkstelling’, de geseling (in het openbaar of binnenskamers), het brandmerken, de doodstraf (door de galg, het rad, het zwaard of door verdrinking), de verbanning, het 'zitten op water en brood’, de tucht- en werkhuisstraf, een geldboete of een combinatie hiervan.
In Nederland is de doodstraf in het jaar 1870 afgeschaft. Tien jaar eerder al, vond in Maastricht de laatste openbare terechtstelling in vredestijd plaats. In die tussenliggende periode is de doodstraf nog wel geëist, maar door het verlenen van gratie nooit meer uitgevoerd.