Doelen

Je hebt geleerd dat in de tijd monniken en ridders het Christendom de belangrijkste godsdienst wordt. Deze godsdienst heeft heel veel invloed op het denken en doen van de mensen. Dat is nu wel minder, maar nog steeds zien die invloed terug in scholen, politiek enz.

  • Heidenen : Mensen die niet in de christelijke God geloven.
  • Karel de Grote: was vanaf 798 koning der Franken en vanaf 800 tot 814 keizer van het Roomse Rijk.
  • Hofstelsel: een hof is een flinke boerderij met omliggend land en was meestal in het bezit van de bisschop. De organisatie met betrekking tot de inzet van arbeiders, het onderhoud van de boerderij, verzorging van het vee en het oogsten noemt men Hoforganisatie.
  • Wereldlijk leider: iemand die macht over personen en objecten uitoefent, dus geen geestelijk leider (bisschop).
  • Horige: een boer met een kleine boerderij met weinig land en weinig vee. Bijna altijd afhankelijk van een heer. De horige bezat geen eigen grond, maar betaalde pacht aan de heer.
  • Hand en spandiensten: Klusjes zoals een hek herstellen of een sloot graven.
    Woeste gronden: Gronden die nog niet geschikt zijn gemaakt om er gewassen op te verbouwen. (graan, groenten enz.)
  • Es: verhoging in het landschap welke in de loop der jaren is ontstaan door het ophogen met zand, heideplaggen en mest
  • Landheer: heerser over een gebied dat geen koninkrijk is .Vrijwel altijd iemand van adel zoals een graaf of een hertog.
  • Predikers: geestelijken (missionarissen) die het geloof verkondigen.
  • Bisschop: katholieke priester van de hoogste rang.
  • Gebruiken en symbolen: algemene gewoonten en tekens die een begrip voorstellen.