Het kleine Steensel scoort hoog in de ‘race’ om de meest imposante Laatmiddeleeuwse kerk van de Kempen. Waarbij meteen gezegd moet worden dat alleen de toren daarvan nog het bewijs is. De kerk zelf wordt in de jaren dertig van de vorige eeuw afgebroken. Eind negentiende, begin twintigste eeuw treft dit lot heel wat middeleeuwse kerken in de Kempen (Venster 43). Ook die van Hoogeloon, Bladel, Duizel, Hapert, Hooge Mierde en Luyksgestel gaan dan tegen de vlakte, terwijl de torens blijven staan. Met nog steeds een monumentale uitstraling, zoals die van Luyksgestel. Andere dorpen breken kerk en toren in z’n geheel af en bouwen alles nieuw, bijvoorbeeld in Reusel.
Torens kenmerkend
De sloop van de kerken rond de voorlaatste eeuwwisseling heeft als oorzaak dat de bevolking dan sterk toeneemt en ook de geloofsuitoefening intenser wordt. Er zijn meer kerkgangers, dus worden de oude kerkgebouwen te klein. Dat veel torens blijven staan, heeft andere redenen. Afbreken is veel werk, dus duur. Verder kunnen de torenklokken de bevolking waarschuwen bij brand of ander onheil. Tot slot zijn de torens geschikt om een uurwerk op aan te brengen – welkom als mensen meer ‘op uur en tijd’ gaan leven. Het resultaat is een typisch Kempisch landschapsbeeld: ‘Kerktorens priemen overal op in ’t rond’.
Welvarende vijftiende eeuw
De meeste stenen kerken in de Kempen worden gebouwd in de vijftiende eeuw, een welvarende periode in de Late Middeleeuwen. Deze welvaart hebben de inwoners grotendeels te danken aan de schapen die ze houden (Venster 28). Ze leveren de wol voor de lakennijverheid van steden in de verre omtrek, die een sterke groei doormaken. Voor de Kempen betreft het vooral de wat kleinere steden zoals ’s-Hertogenbosch, Turnhout, Lier en Diest. Daar hebben de (laken)gilden minder een vinger in de pap. Ook worden Kempische wolleveranties kansrijker doordat vanaf 1270 de aanvoer van kwalitatief betere Engelse wol stilvalt. Dit als gevolg van politieke twisten tussen Vlaanderen en Engeland.
Het is niet alleen wol die welvaart brengt. Ook de graanteelt geeft goede opbrengsten, evenals speciale gewassen als raapzaad, wede (plant voor de bereiding van blauwe verfstof) en zelfs wijnranken. Verder is linnen een bron van inkomsten, vooral bestemd voor Antwerpen.
Veel welvaart, grote kerken, hoge torens. Dat is het verhaal van de Kempen in de vijftiende eeuw. Eerder staan in de streek vooral houten kerken, veelal gebouwd bij de hoeven van de lokale adel. Deze adel verliest haar bevoorrechte positie als de hertog en ook de kooplieden meer zeggenschap krijgen. De hoeven worden verlaten, de kerken blijven staan en komen buiten de dorpskern te liggen. Aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog worden de katholieken gedwongen hun kerken af te staan aan de protestanten. Na 1800 krijgen ze deze terug, vaak in vervallen staat. Nog een reden om ze na verloop van tijd te slopen.
Sint Lucia in Steensel
De toren van Steensel is markant, maar de klok die erin hangt evenzeer. Het betreft de Luciaklok waarop een pelgrimsteken is aangebracht. Ze is vernoemd naar de patroonheilige van de parochiekerk, Sint Lucia. Deze heilige ‘van het licht’, die op 13 december haar naamdag heeft, is beschermvrouwe van blinden en slechtzienden. Ook wordt ze aangeroepen bij bloedziekten. Kwaliteiten die maken dat Steensel in deze dagen veel bedevaartgangers ontvangt (Venster 15, Doorkijk 4).
Al met al telt de Kempen vijf alleensstaande torens die vanuit eenzame hoogte hun allure tonen.