Doelen

Hieronder staan algemene doelen geformuleerd voor het tijd Grieken en Romeinen.

 

Grieken en Romeinen 

 

Algemeen

  • Je kent de topografie van Zuid-Europa.
  • Je kent de basistopografie van Griekenland en Italië.
  • Ik weet dat Rome de hoofdstad was van het Romeinse Rijk.

 

Kenmerken Tijdvak Grieken en Romeinen

  • Ik kan minimaal twee kenmerken van de 4 noemen van deze periode.

 Wie was de baas? (Macht)

  • Ik weet hoe democratie bij de Grieken werkte.
  • Ik weet wat stadsstaten zijn.
  • Ik weet wie Julius Caesar was.
  • Ik weet wie Nero Claudius Drusus is (Leesboek: Avé, Caesar, blz. 12)
  • Ik weet hoe de Bataven tegen de Romeinen aankeken en dat men belasting moest betalen.
  • Ik weet waardoor er een einde kwam aan het Romeinse Rijk.

   Oorlog (verdediging)

  • Ik ken de onderdelen van de uitrusting van een Romeinse soldaat.
  • Ik weet het belang van de Romeinse Limes.
  • Ik kan de Romeinse Limes op de kaart aanwijzen. 
  • Ik kan op de kaart aangeven welke gebieden de Romeinen hebben veroverd.

Godsdienst | Germanen

  • Ik weet dat de dagen van week genoemd zijn naar de Germaanse goden. 
  • Ik kan minimaal drie Germaanse goden noemen (waarvan de oppergod).
  • Ik kan de namen van de goden verklaren.

 Godsdienst | Grieken

  • Ik kan minmaal 10 Griekse goden noemen (waarvan de oppergod).
  • Ik heb minimaal drie verhalen over Griekse goden gelezen.

 Godsdienst | Romeinen

  • Ik weet dat de planeten genoemd zijn naar de Romeinse goden.
  • Ik kan minimaal 7 Romeinse goden noemen (denk aan de planeten).
  • Ik kan de planeten in volgorde opnoemen. 
  • Ik weet welke rol de goden speelden in het dagelijks leven.

 Godsdienst christendom

  • Ik ken de belangrijkste kenmerken van het christendom.
  • Ik kan de naam christendom verklaren.
  • Ik weet de naam van het heilig boek.
  • Ik weet waar mensen bijelkaar komen om te bidden.
  • Ik ken het symbool voor het christendom.
  • Ik weet waar het christendom in de wereld voorkomt.

Kunst

  • Ik ken een aantal sporten van de Griekse Olympische Spelen.
  • Ik weet wanneer en waar de Olympische Spelen gehouden worden.

 

Levensonderhoud

(voedsel, onderdak, kleding, transport)

  • Ik kan vertellen hoe de Grieken leefden.
  • Ik weet waarom de Romeinen hier kwamen en hoe ze leefden.
  • Ik weet wat een castellum is.
  • Ik weet hoe Rome eruitzag.
  • Ik weet hoe een Romeinse badhuis eruit zag.
  • Ik weet waarom Friezen terpen bouwden en handel dreven met de Romeinen.

Wetenschap

  • Ik kan een honderdvel maken met de Romeinse cijfers.
  • Ik kan de Romeinse boog maken.
  • Ik kan de boom van Pythagoras maken.

 

 

Bekende personen

  • Julius Caesar
  • Keizer Augustus
  • Pythagoras
  • Socrates