Het Vlaardings landjuweel van 1616

Ruim vier eeuwen geleden is het kleine stadje Vlaardingen het middelpunt van een grote rederijkerswedstrijd.

Op 10 juli 1616 trekken honderden rederijkers, afkomstig uit vijftien steden uit de wijde omgeving van Vlaardingen, de stad binnen. Ze gaan deelnemen aan een groot landjuweel. Het zijn de volgende kamers:

 

De Olyfboom uit Maasland, De Witte Angieren uit Haarlem, De Eglentier uit Amsterdam, Het Wit Lavendel uit Amsterdam, De Geele Fioletten uit 's-Gravenzande, De Rapenbloem uit Delft, De Witte Meirbloem uit Zoetermeer, De Sonnebloem uit Kethel, De Blauwe Acolyen uit Rotterdam, De Goudsbloem uit Gouda, De Damastbloem uit Nootdorp, De Seghelbloem uit Gorinchem, De Roode Rosen uit Schiedam, De Fonteyn uit Dordrecht en De Vijgheboom uit Schiedam. 

 

Ze hebben allemaal werk gemaakt naar het thema van het Vlaardingse landjuweel: ‘Wat is goed voor het land?’.
De oorspronkelijke tekst was een stukje langer:

‘Wat middel dat best dient ghenomen byder handt Die ’t Gemeen nodigst is en vorderlijckst voor ’t Landt’, ofwel in ‘gewoon’ Nederlands:
‘Welk middel kun je het best hanteren dat het meest nodig is voor de gemeenschap en het meest bevorderlijk is voor het land’.

De intrede

Met paard en wagens en met de trekschuit arriveren de rederijkers in Vlaardingen. In een optocht, de ‘intree’ genoemd, trekken ze vanaf de Kortedijk de stad binnen. Elke kamer voert vooraan de stoet een blazoen, een soort wapenschild, waarop een lijfspreuk staat. 

In de verte klinkt muziek. Een prachtig versierde wagen rijdt voorop. Daarop zit een vreemd uitgedoste figuur die op een in die tijd populair deuntje, de rederijkers luid zingend aankondigt. Hij beeldt de ‘Liefde Des Vaderlants’ uit. Trots dragen de rederijkers hun blazoenen als ze zich, in een bont gekostumeerde stoet, aan de Vlaardingse rederijkerskamer d’ Akerboom presenteren. 

Het is een geweldig gezicht, iedere rederijker is prachtig verkleed en personifieert een bepaald begrip, een gedachtegang, deugd of ondeugd.  

Nadat de stoet door het kleine stadje heeft geparadeerd, maakt de jury haar rapport op; de intrede is namelijk het eerste onderdeel van de rederijkerswedstrijd.

Een welkomstspel luidt het feest in. Dan volgen het zinnespel, het refrein, het lied en het kniedicht. Dit laatste was een uitdaging op zich. Men kreeg papier en pen en een aantal uren de tijd. Vervolgens moest men een twaalfregelig refrein maken. 

De optredens vinden plaats op veelal simpele, in elkaar getimmerde podia. 

Ook de groep die het mooist verkleed is en de groep die ‘t verst weg komt, krijgen een prijs.

Om precies 13.00 uur beginnen de wedstrijden.

 

Maatschappijkritisch maar ook frivool

Honderden inwoners van het kleine vissersstadje verzamelen zich op een voor ons jammer genoeg onbekende locatie. Was het voor het stadhuis op de Markt, onderaan de Maassluissedijk, ergens aan de haven of in het Emaus…?

Het volk komt om naar het spektakel te kijken en om zich te laten informeren over de toestand in het land. Kranten zijn er immers nog niet. De rederijkers staan kritisch tegenover de maatschappij en de politiek en houden zich daar in hun gedichten en toneelspelen dan ook vaak mee bezig. Toch schuwen ze ook enige frivoliteit niet.

Als we de genres bekijken waarmee inhoudelijk werd gewerkt, zien we naast ‘in ’t vroege’ (ernstige poëzie) bijvoorbeeld ook ‘in ’t amoureuze’ (liefdesgedichten) en in ’t sotte’ (komische, soms schunnige gedichten). 

Hoewel ze niet het allereenvoudigste taalgebruik beoefenen, schrijven ze zeker ook voor hun publiek; het gewone volk.

 

De honderden deelnemers worden onder meer gehuisvest in de Slavenburg, de voormalige gevangenis voor galeislaven, die in 1601 in de ruïne van het zuidelijk transept van de kerk werd gevestigd. Dankzij de vele herbergen vinden alle rederijkers en hun gevolg een slaapplaats.
Het stadsbestuur wil grip op de zaak houden en stelt een verordening op met regels waaraan iedereen zich dient te houden. Ook moeten alle personen die de stad binnenkomen zich aanmelden bij de plaatselijke overheid.
Een goed plan, want onder de rederijkers mengen zich ook kwakzalvers, potsenmakers, kiezentrekkers, kooplui en gespuis...