Een eigen Lloyd-kade
De Rotterdamsche Lloyd (opgericht in 1883) was gespecialiseerd in zeereizen naar Nederlands-Indië, een reis van ongeveer 6 weken. In 1908 kreeg het bedrijf een eigen kade bij de pas aangelegde Schiehaven. Daarvoor opereerde de Lloyd vanaf de Wilhelminakade, op de Kop van Zuid. Op de Lloydkade gingen voornamelijk ambtenaren van boord die met hun gezin op verlof gingen, net als soldaten en handelslui. Tussen 1890 en 1933 vervoerde de Lloyd ook Javaanse contractarbeiders naar Nederland. Zij waren geronseld voor plantage-eigenaren in Suriname die na de afschaffing van de slavernij in 1873 op zoek waren naar goedkope arbeidskrachten.
Indonesië onafhankelijk
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, na de capitulatie van Japan, riepen Indonesische leiders op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit. Daarop keerden radicale jonge vrijheidsstrijders zich met grof geweld tegen iedereen die loyaal aan Nederland was geweest. Nederland wilde de kolonie behouden en stuurde een enorme troepenmacht. Tussen 1945 en 1949 vertrokken zo’n 120.000 Nederlandse militairen. Zij voerden een gewelddadige oorlog tegen de Indonesische vrijheidsstrijders. Daarbij kwamen 100.000 Indonesiërs om, en 6.000 Nederlanders.
Kille ontvangst in Nederland
Vanwege het oorlogsgeweld vertrokken vanaf 1945 tienduizenden Nederlanders, Indische Nederlanders en Indo-Chinezen met de Lloyd naar Nederland. Voor deze evacuaties zette de Lloyd 40 schepen in. Een van die schepen, de Willem Ruys, voer tientallen keren op en neer. In totaal arriveerden tussen 1945 en 1968 ruim 300.000 immigranten in Amsterdam en Rotterdam. De eerste passagiers werden hartelijk ontvangen met muziekkapellen en toespraken. Maar de evacués voelden zich daarna door de overheid in de steek gelaten. Die gedroeg zich kil en bureaucratisch. Niemand leek in hen geïnteresseerd.
Molukse militairen
In 1951 meerde de Kota Inten af aan de Lloydkade met aan boord de eerste groep Molukse soldaten van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen. Als KNIL-militair hadden zij in de Indonesische vrijheidsoorlog (1945–1949) aan de Nederlandse kant gevochten. Begin 1951 kregen ze het dienstbevel om met hun gezinnen naar Nederland te vertrekken. Na aankomst kregen de KNIL’ers tot hun verbijstering te horen dat zij uit militaire dienst waren ontslagen en geen salaris meer kregen, dus ook later geen pensioen. Ze wilden zo snel mogelijk terug naar Indonesië om de nieuwe onafhankelijke Zuid-Molukse Republiek (Republik Maluku Selatan, RMS) te steunen.
Erkenning en excuses
Ook de Nederlandse regering ging uit van een tijdelijk verblijf. De Molukse gezinnen moesten hun terugkeer maar afwachten en werden ondergebracht in armzalige woonoorden. Zij voelden zich, net als de Indische Nederlanders, in de steek gelaten. Beide groepen vroegen de Nederlandse regering om erkenning en genoegdoening. De Molukkers eisten bovendien excuses en compensatie voor het onrecht dat hen was aangedaan. Een jonge generatie Molukkers zet zich in voor een landelijk Moluks herdenkingsmonument. Dat moet een plek krijgen op de Lloydkade.