Biddag en dankdag voor het gewas.
Iedere tweede woensdag van maart. Protestanten komen 's morgens en 's avonds bij elkaar en bidden tot God voor het welslagen van de oogst en het werk. Ook zijn er veel kerkgemeenten die de zondag erna een speciale gebedsdienst houden.
Doordat de agrarische sector geen groot stempel meer op de Nederlandse maatschappij drukt, ligt de nadruk in de gebedsdiensten niet sterk meer bij 'gewas en arbeid', maar wordt er in het gebed aandacht besteed aan het leven in de eigen gemeente, aan de economie, actualiteiten en de wereld in het algemeen.
De status van 'vrije dag' heeft de Biddag voor Gewas en Arbeid vrijwel overal in Nederland verloren. Behalve op orthodox-protestantse scholen die op deze dagen wel gesloten zijn. Ook zijn er nog enkele christelijke middelbare scholen die op de donderdag na biddag geen huiswerk opgeven.
De status van 'vrije dag' heeft de Biddag voor Gewas en Arbeid vrijwel overal in Nederland verloren. Behalve op orthodox-protestantse scholen die op deze dagen wel gesloten zijn. Ook zijn er nog enkele christelijke middelbare scholen die op de donderdag na biddag geen huiswerk opgeven.
Palmpasen.
Palmzondag (Latijn: Dominica in Palmis), ook wel Palmpasen genoemd, is de laatste zondag van de vastenperiode (de zondag vóór Pasen), vanouds de tweede zondag van de Passietijd, maar vooral belangrijk als eerste dag van de Goede Week. Op Palmzondag wordt door christenen de blijde intocht van Jezus Christus in Jeruzalem gevierd.
In de Katholieke Kerk wordt Palmpasen vanouds gevierd met de zegening van palmtakken aan het begin van de H. Mis. In noordelijker streken worden deze vanwege het klimaat bijna altijd vervangen door buxustakjes, in Midden-Europa door takjes met wilgenkatjes. Bij het begin van de misviering zegent de priester de palmtakken met wijwater. Hij gebruikt hiervoor de wijwaterkwast. Na de zegening volgt dan een processie met traditionele gezangen die herinneren aan het volk dat "Hosanna" riep en Jezus met gejuich in Jeruzalem binnenhaalde. Na de Mis worden de gezegende palmtakken thuis achter de kruisbeelden gestoken.
Op Ameland en in Friesland trokken de zingende kinderen met fraai versierde palmpaasjes door het dorp. Dit lentegebruik is na de 1e wereldoorlog vrijwel verdwenen. Op een viertal plaatsen kwam het daarna nog voor, Schiermonnikoog, Ameland, Grouw en Oldeboorn.
In Ballum werden rond 1950 nog palmtakjes op de jas gestoken. Kinderen probeerden elkaar de takjes af te pakken ( Palm, palm pries, wie zijn palm laat stelen is niet wies)
Bekend is dat er boompjes waren en (nog zijn) waar je deze takjes kon plukken. In Ballum gebeurde dat bij Kes de Post (Kes Nobel) maar ook bij Piet Faber, de smid, in Hollum stond zo’n boompje. Het was na oorlog in Ballum en Hollum nog wel in gebruik. Het gebruik was uiteraard overgebleven vanuit de Katholieke traditie met palmpasen
In de RK Kerk werd bij het wijwaterbakje het takje ingezegend. Het zou bescherming bieden. De takjes stak men thuis in de woonkamer achter spiegel of kruis.
“Twijgjes van de buksboom, die in onze streken de palmbladeren moesten vervangen, dienden nog eeuwenlang om onheil te bezweren en vruchtbaarheid bij gewas, mens en dier af te smeken, ook onder protestanten. Volgens Bernet Kempers legden zij weliswaar geen palmtakjes bij een broedende kip en staken zij die ook niet op de hoeken van akkers in de grond, zoals katholieken plachten te doen; even zo goed versierden zij hun graven met buksboompjes, ten teken van onschuld en overwinning op de dood. Menig protestant nam zelfs een, uiteraard ongewijd, palmtakje in huis, al werd dat dan niet achter een spiegel of kruis gestoken, maar onder het dak of achter een bloempot verstopt.”
(UIT: Rituelen en tradities Jef de Jager)
Paasvuren.
Paasvuren waren er vroeger op het eiland. Bij Hollum, Ballum en Buren werden op de Paasduun vuren aangestoken en in Nes bij de RK kerk. Overigens heeft Nes nog een Paasduun waar voor 1940 nog vuren werden gestookt.
Het kan zijn dat in de bezettingsjaren het stoken van vuren werd verboden omdat de duinen ook “Sperrgebiet” waren.
Het paasvuur op ’t Honneduun in Nes kende zijn einde door een politieverbod. Jongens staken na 1945 nog wel eens de brand in bermgras en het gras op de oude zeedijkjes. Maar daar bleef het bij.In ieder geval kennen we deze traditie niet meer.
Van oudsher branden met Pasen de paasvuren in het noorden en oosten van Nederland. Dit soort (meestal) openbare en sociale houtvuren maakt deel uit van het stelsel van ‘jaarvuren’ in Europa.
In heel Europa worden op hoogtijdagen in diverse seizoenen vuren gebrand, die naar het tijdstip van ontsteken hun naam kregen. Naast de paasvuren zijn de vuren met de vasten, de meivuren, de Sint Jans- of midzomervuren en de Sint Maartensvuren de bekendste jaarvuren. Opmerkelijk is dat elk type jaarvuur zijn eigen verspreidingsgebied heeft.
Aan het begin van de twintigste eeuw betrof dit een tanende traditie, die slechts door en voor kinderen in leven bleef. Kinderen waren het die met bedelliedjes brandbare spullen aan de deuren ophaalden en vervolgens de 'baak', de paasbult' of de 'paasstapel' opbouwden.
Bij katholieken ging daar dan op Eerste Paasdag en bij protestanten, die een strikte zondageerbiediging kennen, op Tweede Paasdag de vlam in. Eigenlijk was het fikkie stoken, want de vuurtjes waren, aldus de berichten, vaak niet hoger dan een stoel.
“Paaskoë”
Voor Pasen werd een koe eerst in Nes rondgeleid en daarna geslacht. Het vlees kon besteld worden. Er was ook een soort loterij aan verbonden. Men kon loten kopen of het gewicht raden
Eismiten, eiskule, eirollen en eislaan
Over de herkomst van het eirollen, eiskulen en –smiten en –slaan op 3e Paasdag is weinig bekend en ook weinig te vinden. Het kan zijn dat dit door zeelieden is meegenomen vanuit Engeland waar Easter Egg een grote betekenis had.
In de Russisch-orthodoxe Kerk, die tot vandaag consumptie van eieren tijdens de vastenperiode verbiedt, kon het paasei een cultstatus krijgen, getuige bijvoorbeeld de Fabergé-eieren die de tsarenfamilie rond de vorige eeuwwisseling liet vervaardigen. Ook in Engeland verwierf Easter Egg grote betekenis; in Zuid-Europa daarentegen leefde die fascinatie niet of nauwelijks. Men liet ze op Ameland om het verst van de duinen afrollen, overeenkomstig de beroemde Easter Egg Roll op het gazon van het White House in aanwezigheid van de Amerikaanse president. Men smeet er zoveel mogelijk stuk, zoals op Schiermonnikoog. Men plaatste ze in een krijtkring en een danser moest ze er al hinkelend uitduwen, wat tot aan de Tweede Wereldoorlog in Volendam plaatsvond. Men huppelde paarsgewijs in allerlei patronen om twee rijtjes eieren heen, het eierdansen, zoals enkele folkloristische gezelschappen nog bedrijven. Men wierp ze over grote afstand naar een medespeler toe die ze heelhuids diende op te vangen: het eiergooien. En men verspreidde ze over een veld voor een wedstrijd in eiergaderen, oftewel eiervergaren.”
( Uit: Rituelen en tradities Jef de Jager)
Het eiskule (verstoppen) in Nes en Buren begon ’s morgens. ’s Middags of de volgende dag trok men naar de duinen.
In Nes op het Paasduun, Ballum en Buren in de duinen en in Hollum op het eislaandersdûn maar zeker ook op veel andere beschutte plekjes.
In de dorpen nu op 1e en 2e Paasdag maar vroeger meestal op 3e Paasdag.
In onze jeugd gingen de meisjes met snoepgoed en eieren naar de duinen waar vervolgens de jongens in het spel probeerden het lekkers afhandig te maken.
Voor het kleuren werden vaak “cipelschillen” gebruikt waardoor de eieren een mooie kleur kregen, war insmeren met vet en ze konden glimmend mee.
Bij het eirollen werd dikwijls een heel tracé gemaakt met bruggetjes, gootjes en stokjes.
In Nes had men vroeger het “Paasland” waarop de Paaskermis werd gehouden waar gekleurde eieren werden verloot en verkocht ook waren er vermakelijkheden.
Het eten van rijst met pruimen en eieren is nog steeds in veel gezinnen op het eiland in gebruik. Ook wel rijst met boter, suiker en kaneel aangevuld met gebakken vis en/of eieren. Bij Pasen hoort ook nog altijd het eten van pinda’s en walnoten. De eieren werden op natuurlijke wijze gekleurd met uienschillen, koffie, of extract, rode bieten e.d. Daarna opgepoetst met wat boter of een doek met wrijfwas.
Op de eerste of tweede Paasdag, afhankelijk van het weer, trekken nog veel eilander gezinnen met gekleurde eieren, noten en snoepgoed naar bos en duin en doen daar het traditionele eislaan, eismiten of eirollen, al naar gelang het dorp waar je woont.
“Het eten van paaseieren is in Friesland algemeen. Vroeger was het de gewoonte daarbij rijstebrij met gesmolten boter, suiker en kaneel te gebruiken.
Te Nes op Ameland gaan op paasdinsdag of paasdrie de kinderen naar de “Paaschduun” te eiersmijten of eierrollen. Dit spel is, geloof ik, elders in Friesland geheel onbekend, maar buiten Friesland en ook buiten Nederland niet. De eieren worden voor dit doel hard gekookt in koffie, in water met uienschillen of in andere kleurstoffen, waardoor de schalen verschillende kleuren aannemen. Het spel bestaat hoofdzakelijk in het afvallen van de hardgekookte eieren langs de hellingen der duinen; breekt er een, dit wordt terstond opgegeten. Ook worden ze wel verloot tegen een halven cent het lot. Vroeger gaf men ten teeken van buur- of vriendschap wel eieren ten geschenke. Evenzoo ruilt men ongelijk gekleurde eieren tegen elkander. Bij de hervormde kerk te Nes vindt men het zogenaamde Paaschland, een plein waar voorheen op paschen kermis werd gehouden. Daar werden dan ook gekookte eieren verloot en meer andere vermakelijkheden uitgevoerd.
Paaschvuren worden nog te Nes bij de katholieke kerk gebrand, doch aan dit vermaak nemen alleen katholieke kinderen deel.”
(Uit: “Frieslands Volksleven, vroeger en nu” Waling Dijkstra 1895)
Pinksterfeest .
Pinksterbloem. Oorspronkelijk waren dit de mooiste meisjes van het dorp of de buurt, als zodanig uitgekozen door huwbare jongelingen; een vroege vorm van een missverkiezing. De meisjes werden gekroond en met bloemen en sieraden getooid. Andere meisjes sjouwden haar rond op een burrie of hielden versierde bogen over haar heen tijdens een optocht. In veel plaatsen werd ook een bruiloftskroon over de straat gehangen, die als een tolboom naar beneden viel als iemand eronderdoor wilde lopen zonder te betalen. Het geheel ging gepaard met uitbundige zang en dans.
Sommige folkloristen hebben in die bruiden een bezinksel willen zien van Germaanse En wat elders de Meikoningin was, was in het oosten de Pinksterbruid en in het westen de vruchtbaarheidsrituelen, waarbij de pracht van de bruidskleding de grootte van de oogst moest voorspellen. Maar de vroegste vermeldingen over pinksterbruiden stammen pas uit de zeventiende eeuw en dat was steeds in het kader van vrijage en huwelijk. De benaming Pinksterbruid is ook wel helder genoeg.
(Uit: “Rituelen en tradities”, Jef de Jager)
In het boekje “Ameland en zijn bewoners” van Otto van Stralen, geschreven in 1911, lezen we dat in Nes nog het maken van kransen, kronen en slingers met bloemen e.d. plaatsvond. In deze tijd kan niemand zich dat meer herinneren aldus van Stralen.
“Ook te Nes op Ameland, waar men, evenals op vele dorpen aan of nabij de zeekust, op pinkster kermis heeft, hadden velen vroeger pinksterkransen, - kroonen en – slingers te maken. De jongens en meisjes die dan gaan kermis houden, hebben nog den eersten zondag na pinkster een napretje. Daarvoor wordt evenals op den laatsten kerstdag eene kamer gehuurd ten koste der meisjes die ook zorgen voor koffie en zoetigheden, terwijl de jongens den noodigen brandewijn aanvoeren.”
(Uit: “Frieslands Volksleven vroeger en nu” Waling Dijkstra 1985)
Sint Jan.
Als dag wordt met Sint Jan meestal gedoeld op het hoogfeest van Johannes de Doper Geboorte dat wordt gevierd op 24 juni. Dit is onder meer is de dag van de Orde van de Kousenband. Met Sint Jan in de Winter wordt 27 december bedoeld, het feest van de apostel Johannes.
“Sint. Jan in de zomer” wordt nog steeds gevierd in Ballum. Op of omstreeks 24 juni maken veel Ballumers de traditionele tocht naar het Oerd.
Ballum heeft nog lang St. Jan gevierd met en feestelijke dag. Vroeger zelfs met een Sint Jansvuur, de tocht naar het Oerd, een voetbalwedstrijd van Ballum tegen Hollum en een gezellige afsluiting met dans en muziek bij Nobel.
Brood, spek, ander beleg, koffie en ranja werden in een mand meegenomen. Er werden “kobeëies” meeuweneieren gezocht om te bakken zolang dit was toegestaan.
Met St. Jan kwamen, voor de opheffing van het Markensysteem, de boeren van Ballum bij de kerk bijeen. Afgesproken werd wanneer gemaaid kon worden. Na de vergadering dronk men een borrel en organiseerden ze een paardendraverij en een dansavond. Na St. Jan begon het merken van het land en daarna kon het maaien in de afgesproken volgorde beginnen.
Ook werd met Sint Jan de schapenmarkt gehouden in Ballum (zie de studie Ameland van Dr. D.A. Brouwer).
Des te merkwaardiger dat dit feest in Ballum werd gevierd omdat de kerkelijke gemeenschap, voor de Reformatie, de Sint Barbara parochie was. In Hollum was de Sint Magnusparochie en in Nes de Sint Jan (Johannes) de Doper parochie.
Je zou dus eerder verwachten dat dit feest plaats zou vinden in het dorp Nes.
Duidelijk waarneembaar is wel dat lang in alle dorpen toch iets van de oude rituelen uit de Rooms Katholieke Kerk is overgebleven.
Allerheiligen en Allerzielen (1 en 2 november)
Allerheiligen is een christelijke feestdag waarop alle heiligen (ruim 100 000) van de rooms-katholieke kerk gezamenlijk worden vereerd en herdacht.
Het feest wordt sinds de achtste eeuw gevierd. Op Allerzielen (2 november) worden alle gestorven herdacht. Allerheiligen en Allerzielen zijn de dagen waarop in de rooms-katholieke kerk de onderwerpen dood en leven na de dood aan de orde komen.
De Byzantijnse kerk kende in de vierde eeuw al een gedenkdag op 13 mei voor alle heilige martelaren. Deze dag werd waarschijnlijk in de zevende eeuw in de rooms-katholieke kerk overgenomen. In de achtste eeuw werd de dag uitgebreid tot feestdag voor alle heiligen. Paus Gregorius IV riep deze dag in 837 uit als algemene en officiële rooms-katholieke gedenkdag voor alle heiligen en stelde de datum vast op 1 november.
De voorbereidingen voor beide feesten vinden vaak plaats op Allerheiligenavond. Allerheiligenavond wordt in het Engels Halloween genoemd.
Bij de kerkelijke viering van Allerheiligen wordt het thema van het einde der tijden behandeld. Er worden missen opgedragen aan alle heiligen en kerkhoven bezocht. Het leven van de heiligen die in de hemel verblijven wordt herdacht en als voorbeeld gesteld voor een goed christelijk leven. Op de avond vóór en de middag en avond ván Allerheiligen worden voorbereidingen getroffen voor het feest van Allerzielen op 2 november. In alle rooms-katholieke streken worden de kerkhoven schoongemaakt en met bloemen versierd.
In Engeland heeft Halloween zich sinds de Reformatie in zestiende eeuw als wereldlijk feest verder ontwikkeld en nadat het door (Ierse) kolonisten naar Amerika was overgebracht, heeft het zich de laatste decennia van daaruit weer over Europa verspreid. Met de kerkelijke feesten heeft het huidige Halloween niets meer te maken.
In de Protestantse kerk wordt Allerheiligen niet gevierd, omdat ze heiligenverering afwijst. Dit gebeurde dus na de Reformatie, de periode waarin mensen als Luther en Calvijn en grote groepen rond hen zich afscheiden van de traditionele katholieke kerk (de Beeldenstorm!)
1 november is tot in de twintigste eeuw ook een belangrijke kalenderdag geweest in het dagelijks leven, vooral van boeren en kooplieden. In de agrarische wereld was 1 november het begin van het winterseizoen en van de werkzaamheden binnenshuis (november is slachtmaand), de datum waarop de kachel en de winterkleren weer van zolder werden gehaald.
Verder was 1 november de dag waarop lonen werden uitbetaald, nieuwe pachttermijnen ingingen en knechten en meiden in dienst traden. Ook de najaarsmarkten werden vaak op 1 november gehouden.
St. Maarten
11 november is de naamdag van Martinus van Tours en wordt ook wel Sint-Martinus, Sinte-Marten, Sinter Merte of Sinte-mette genoemd. De invulling die aan dit feest gegeven wordt verschilt van streek tot streek.
“De Schotse antropoloog James Frazer veronderstelt een heidense oorsprong van het feest: het ronddragen van het (heilige) vuur zou een voorchristelijk vruchtbaarheidsritueel zijn, wijdverspreid over West-Europa. Het heidense ritueel zou dan door de kerk zijn overgenomen, vooral om het vertrouwen van de bevolking te winnen.[1] Andere onderzoekers stellen echter dat er niets heidens aan het feest valt op te merken. Het feest zou door de kerk zijn geïntroduceerd. In het Lucasevangelie staat de tekst: Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat wie binnentreden het licht zien (Lukas 11:33 e.v.).
Deze regels werden vaak op 11 november voorgedragen en in de mis besproken dit zou voor de bevolking aanleiding zijn geweest voor een lichtjesfeest. Moderne onderzoekers houden vaak het midden tussen beide standpunten. Sint-Maarten is een bedelfeest, en bedelfeesten waren nodig in de moeilijke wintermaanden. Bedeloptochten zoals met Sint-Maarten werden en worden (in Vlaanderen en sommige delen van Nederland) ook gehouden met Driekoningen of met Nieuwjaar, en ook het sinterklaasfeest heeft kenmerken van een bedelfeest.
Als bedelfeest was Sint-Maarten lange tijd een feest voor de armen. Rijke burgers zagen hun kinderen er liever niet aan mee doen. Pas in de jaren '20 en 30 van de 20e eeuw veranderde deze houding. Het Sint-Maarten werd toen juist gezien als een mooie, eigen traditie, die behouden moest worden.”
(Uit : Wikipedia)
Sint Maarten werd op Ameland oorspronkelijk alleen in Buren en Nes gehouden. Het is vrijwel zeker dat voor de Reformatie het feest ook in de andere dorpen werd gehouden.
In het Memori Boeck van C.P. Sorgdrager (1779-1826) komen we het feest niet tegen.
Het hoofd van de openbare lagere school in Ballum E. Buruma heeft omstreeks 1950 het startsein gegeven tot het vieren van dit feest in Ballum. Zo is nu Hollum het enige dorp waar de kinderen niet meer met een lampion langs de deuren gaan om snoep en drop op te halen. Ook wordt tegenwoordig de snoep wel vervangen door fruit. De kinderen zingen daarbij liedjes.
Vroeger werd ook wel geld uitgedeeld aan de kinderen, dit kwam natuurlijk voort uit het bedelfeest dat het ooit is geweest.
“Op Ameland heeft men het rijmpje aldus:
Sint Maarten Bisschop, komt uit verre landen,
Dat wij hier met lichtjes loope is voor ons geen schande
Hier wowont ’n rijk man die ons wel wat geven kan
Geef ons dan ’n appel of een peer
Dan komme we ’t heele jaar niet weer
Het oude Amelander liedje was:
Sinte, sinte Maarten, de koeien hebben staarten
Ossen horens, kerken torens,
Torens klokken, meisjes mooie rokken,
Schoenmakers elsen, oude wijzen pelsen,
Steek, steek bargen dood, hierop en hier neer.
Hier woont ’n rijk man, een rijke man van eere,
Voor Ons Lieven Heer, die laat wassen
Koren in de krassen, koren in de nieuwe straat
Vrouwtje is dat je huisraad?
Vrouwtje woont in Nesse, suikerij en zesse,
Zes in de viegen, laat er één bij blieven,
Geef mij één dan blijf ik staan, geef mij twee,
Dan begin ik te gaan,
Geef mij drie geliken, dan gaan wij de benen strieken,
Vrouwtje, vrouwtje, doe open je deur,
Er staan zulke mooie meisjes veur,
De wouwen zoo graag ris dansen, om de rozekranse,
Smeet de beker om de heerd,
Vrouwtje is dat geen dansen weerd,
Wij hebben er een oortjes keers verbrand
Zelle we niet wat hebbe?”
(Uit: Frieslands Volksleven vroeger en nu”, Waling Dijkstra 1895)
1 mei viering
“Een nieuwe lente betekende vroeger inderdaad een nieuw geluid, zoals het gedicht Mei van Herman Gorter wil. Met Pasen werd dat al in een gewijde sfeer herdacht, maar omdat dat op een wisseldatum valt, bleef lange tijd 1 mei de dag van de wereldse viering. Alles staat dan in bloei en in de landbouw breekt een periode van betrekkelijke rust aan. Die gelegenheid gebruikte men om regelingen te treffen. Zo deden op of rond 'meidag' nieuwe knechten en dienstboden hun intrede en werden landerijen in pacht genomen. In steden handhaafde men dit boerenritme. Arbeidscontracten en huurcontracten gingen dan in en bedrijven openden een nieuw boekjaar. Nederlandse bedrijven deden dat tot slechts enkele decennia geleden, veel Amerikaanse bedrijven doen dat tot vandaag.
Aansluitend begon het dansen rond de meiboom, dat tot laat in de avond duurde. De 'koning' of 'graaf' van het meigilde stelde zich met een krans in de hand onder de boom op en de meisjes bewogen ter keuring langs hem heen. Op een gegeven moment gooide de graaf zijn krans naar een van de meisjes, die dan de meikoningin of meigravin werd en later niet zelden zijn echtgenote. Ook de andere jongens maakten hun voorkeur bekend en uit het urenlange zingen en hossen groeide menige vaste relatie
In de zeventiende eeuw stond de meiboom nog in elke stad en elk gehucht. Uiteraard maakten calvinistische dominees bezwaren tegen het begeleidende ravotten en bestonden er specifieke keuren die de feestelijkheden aan banden moesten leggen: in plantsoenen en bossen mochten geen vernielingen worden aangericht. Hier en daar was het zelfs niet toegestaan een meiboom te plaatsen, maar dat haalde weinig uit. Het meifeest was een algemeen feest.
Mei is in de Katholieke traditie de Mariamaand. Naast belangrijke dagen als Hemelvaart en Pinksteren staat Maria centraal in de kerk. Parochies besteden in de meimaand extra aandacht aan de devotie tot Maria. Het Mariabeeld krijgt vaak een plek op het altaar. Ook wordt Maria tijdens de vieringen geëerd door het bidden van het Weesgegroet. In veel plaatsen in het land worden de rozenkrans en het rozenhoedje gebeden en soms Mariaprocessies georganiseerd.”
(Uit “Rituelen en tradities” Jef de Jager)
Op Ameland weten we nog dat de kinderen vroeger op 1 mei een kroon maakten met daaromheen madeliefjes vervolgens werd er rond de opgehangen kroon gedanst door de kinderen. Vanwege het rondedansen (reidansen) werd het “” Raaie” genoemd
Tegenwoordig vieren de kinderen op de RK school in Nes het begin van de Mariamaand op 1 mei.
“Op Ameland maakten vroeger de kinderen op den eersten Mei een kroon in de vorm van een hoepel of een ring, geheel bevlochten met madeliefjes, die op het eiland meibloempjes worden genoemd. Deze kroon werd opgehangen en men hield een ronde dans er om heen, onder het zingen van:
Raaie, maaie, monke, de kat zat op de honke,
De kat zat op de skuttelbank, die verwacht zijn moe,
Toen kwam er een stukje spek aandrijven,
En dat was de kat zijn moer.
Tot besluit dronken de kinderen melk en aten daarbij een tweebak.”
(Uit: “Frieslands Volksleven, vroeger en nu,” Waling Dijkstra 1895)
Kerstmis
Uit: Frieslands Volksverhalen vroeger en nu, Waling Dijkstra 1895
“Voorheen hadden op de avonden der beide kerstdagen, ook nog wel in de daarop volgende week tot aan nieuwjaar, verlotingen plaats van weggen (steuren), ganzen en eenden. Dit geschiedde in dorpsherbergen en bakkershuizen. Op veel plaatsen werd daarbij in de herberg voor den vedel gedanst en gingenvrijende paren aan den zwier. Vechtpartijen waren bij zulke gelegenheden niet zeldzaam. Ernstige menschen zagen in dit een en ander ontheiliging van het groot christenfeest; tengevolge hiervan is het houden van verlotingen op de kerstavonden sinds lang in meest alle gemeenten verboden, maar op Ameland nog niet. Het wordt thans alleen nog toegelaten op Sint- Nicolaasavond, hier en daar, geloof ik, ook op nieuwjaar.”
Een uitvloeisel is het nog bestaande “steurkaarten” in Buren dat nog steeds wordt gehouden op Tweede Kerstdag.
Ook is nog bekend dat je vroeger bij bakkerij de Jong in Nes kon sjoelen of kegelen om prijzen, zoals steuren.