Het is de tijd waar we het minste van weten: de prehistorie. Geschreven teksten zijn er niet. Alleen door opgravingen en vondsten uit die tijd weten we hoe het leven van de mensen er duizenden jaren geleden uitzag. Het zijn jagers en verzamelaars, die niet op één vaste plaats wonen, maar van plek naar plek trekken. Ze jagen op dieren en verzamelen vruchten, noten en zaden om te eten.
Vee en landbouw
In het gebied dat nu Leeuwarden is trekken in de steentijd al groepjes mensen rond. Rond het jaar 800 v.Chr. blijven mensen er voor het eerst langere tijd wonen. Het gebied is een kwelder: een stuk land dat regelmatig overstroomt. De mensen bouwen daarom heuveltjes om op te kunnen wonen en droog te blijven. Dit worden terpen genoemd. Rond het jaar 100 ontstaat zo de eerste terp: de Oldehove. Er staan boerderijen, waar de mensen leven van het vee, landbouw en visserij.
De Romeinen
Terwijl in Leeuwarden de eerste nederzettingen ontstaan, veroveren de Romeinen steeds meer gebieden. Het oude Leeuwarden wordt nooit onderdeel van het Romeinse Rijk. Toch is er vanaf de eerste eeuw wel contact tussen de volkeren. Bij opgravingen in Leeuwarden zijn Romeinse spullen gevonden, zoals munten en spelden. De Romeinen geven de mensen de naam ‘Frisii’, wat later Friezen is geworden. Echt onder de indruk van het gebied zijn de Romeinen niet. Plinius de Oudere, een Romeinse schrijver, schrijft in een boek dat de Friezen een ‘arm’ en ‘meelijwekkend’ volk zijn.
Verjaagd door het water
In de eerste eeuwen van onze jaartelling groeit het aantal inwoners van het gebied flink. Vanaf het jaar 300 verandert dat. Het water stijgt en het is steeds lastiger wonen op de terpen. Vrijwel alle bewoners vertrekken naar andere gebieden. Pas honderd jaar later, vanaf het jaar 400, komen er weer mensen wonen. Zij komen veelal uit gebieden wat nu Duitsland en Denemarken is. Zij krijgen ook de naam Friezen en zijn de verre voorouders van Leeuwarders vandaag de dag.
De Canon van Leeuwarden is een initiatief van het Historisch Centrum Leeuwarden