Landaanwinning

 

In de loop der tijd werden steeds meer maatregelen genomen om de dreiging van de zee en zandverstuivingen tegen te gaan. Om de voortdurende zandverstuivingen tegen te gaan waardoor al meerdere dorpen verdwenen waren, werd vanaf het begin van de 19e eeuw op steeds grote schaal helmgras aangeplant. Een zwak punt vormde het smalle deel van het eiland tussen Ballum en Nes. In 1785 moest de dijk bij de Ballumermieden meer landinwaarts verlegd worden doordat de zuidkust steeds meer te lijden had van de Slenk. In 1808 werd een eerste poging ondernomen om een stuifdijk door de slenk te leggen door een particulier uit Nes, maar deze brak nog hetzelfde jaar weer door. Een tweede poging door Rijkswaterstaat in 1828 iets noordelijker met behulp van rijsschermen hield het langer vol. In 1843 werd begonnen met het aanleggen van stenen oeverwerken ten westen en oosten van de stuifzanddijk. In 1844 brak de stuifzanddijk zelf echter weer door, maar werd weer gedicht en nadat de dijk tussen 1846 en 1851 door te mollen (met een molbord zand egaliseren) was versterkt tot een stroomleidam, bleef deze Môchdijk (of Moldijk) intact. In 1890 werd de Zwanewaterstuifdijk bij het strand aangelegd, waarmee het Hagedoornveld werd ingedijkt tussen Môchdijk en Zwanewaterstuifdijk en het gebied tussen Ballum en Nes definitief werd onttrokken aan de zee. Tussen Nes en het Oerd werd in 1893 de 3,6 kilometer lange Kooioerdstuifdijk aangelegd, waarmee het eiland Ameland definitief een feit was. Vanaf 1895 veranderde het aanzicht van het eiland verder door de aanplant van bosgebieden bij Nes.



In 1896 verordonneerde het Rijk dat de grieën van Hollum en Ballum net als de mieden ook verdeeld moesten worden. In 1901 werden deze vervolgens onderverdeeld, gevolgd door die bij Nes.



 



Bron:Wikipedia - Ameland