Jan de Jong werd geboren als oudste van negen kinderen in het gezin van bakker Jan de Jong (1857-1930) en diens vrouw Trijntje Mosterman (1857-1900). Zijn broer Julius (1896-1923) was kapelaan en Wiebren (1898-1962) pastoor.
Hij ontving zijn priesteropleiding aan de seminaries van Culemborg en Rijsenburg. Hij werd in 1908 tot priester gewijd en studeerde daarna te Rome waar hij promoveerde in de wijsbegeerte (1910) en in de godgeleerdheid (1911). Van 1911 tot 1914 was hij eerst kapelaan te Amersfoort en daarna conrector van de Zusters van O.L. Vrouw in die plaats. In 1914 werd hij professor kerkgeschiedenis aan het seminarie Rijsenburg. In de periode dat De Jong hoogleraar was kwam zijn standaardwerk Handboek der Kerkgeschiedenis tot stand, waarvan de twee delen tussen 1929 en 1931 verschenen. Het werd een verplicht studieboek op de priesteropleidingen in Nederland en in het Nederlandse taalgebied in België. In 1931 werd hij rector van het seminarie Rijsenburg. In 1933 werd hij aangesteld als kanunnik in Utrecht.
Bron: Wikipedia