Op 31 december 2018 mopperde opa nog: “Nu heb ik al een half jaar fietstassen op jullie juttersfietsen gemaakt en nog hebben we niet eens echt lekker kunnen jutten….” Tim en Tamara en ook hun ouders moesten daar een beetje om lachen. Wat zou opa dan willen jutten? Wat heeft hij nodig? Zo te zien heeft opa alles wat zijn hartje begeert, lekker veel gereedschap, goede vissersnetten en genoeg hout voor zijn kachel. Maar opa houdt er niet over op. Hij vertelt verhalen over hoe het strand op een keer vol lag met rollades, verpakt in plastic. Een andere keer lagen er rode kinderbroeken, of heerlijke rode appels uit Nieuw Zeeland. Maar ook flessen vol afwasmiddel, een scheepslading kleine bakbananen, gigantische rollen krantenpapier en lekkere warme jassen gevuld met eendendons. Opa raakt niet uitverteld en haalt zelfs zijn jas van eendendons van de kapstok, hij draagt hem nog steeds.
Hoät op strân.
“Dat was wat de mensen vroeger tegen elkaar riepen als ze bij de huizen langs gingen om de buren te waarschuwen”, vertelt opa. “En dan was er flink veel te jutten, want als er maar een beetje ‘strandgoed’ aanspoelde, dan zeiden ze niets tegen de buren en haalden het
stiekem zelf met paard en wagen. Nog niet zo lang geleden lag er een gigantische hoeveelheid balken op het strand.” Opa kijkt met stralende ogen in het rond. Hij vertelt zo graag juttersverhalen. “ Vroeger, in de 18e en 19e eeuw was strandjutten voor de Amelander bevolking een bittere noodzaak. De overboord geslagen goederen leverden geld op. Zo verging op de Bosplaat bij Terschelling eens een schip vol glas. De rederij dacht dat het glas de stranding niet overleefd kon hebben. Maar de Amelander vissers haalden heel voorzichtig het glas uit het wrak voordat het wegzakte in het zand. En iedereen op Ameland kon nieuwe ramen krijgen. Dat glas kun je nog altijd zien in de Magnuskerk in Hollum.”
“Jimme moete naar strân”
Twee dagen later is alles anders. Als Tim en Tamara op hun juttersfietsen over het strand rijden, zien ze boven bij de strandovergang in Buren jeeps verschijnen. Wat is er aan de hand? Op Vlieland en Terschelling zijn containers aangespoeld met diepvrieskisten en grote flatscreen-tv schermen. Die zijn verpakt in platen piepschuim. Als ze er met opa over praten, kijkt hij niet vrolijk. “Hopelijk spoelt dat niet aan op Ameland.” Maar de volgende morgen trekt opa een heel ander gezicht. Hij drukt ‘s morgens vroeg al langdurig op de bel, bonst op de deuren en gooit steentjes tegen het raam van Tim en Tamara. “Jimme moete naar strân”, roept hij, “er lêgge 100.000 skoene, het is soa mooi!” Als mama de deur voor hem opendoet en vraagt of hij komt ontbijten, kijkt hij haar stomverbaasd aan. Nee, ontbijt wil hij niet, hij springt op zijn fiets en is in een mum van tijd over de duinen verdwenen, naar het strand!
Schoenen, pantoffeltjes en dekbedden.
Als Tim, Tamara en hun ouders het strand bij Nes op gaan zien ze eerst niets bijzonders. Maar bij Buren lopen heel erg veel mensen. Op naar Buren dus. Pas vanaf paal 17 zien ze wat opa bedoelde. Hier liggen inderdaad ongelofelijk veel slofjes, sandaaltjes, werkschoenen, gympies en kinderschoenen in allerlei maten. Ze vinden dekbedden, kussentjes en stoeltjes verspreid over het strand. Het ligt vol spullen maar het strand is ook vol mensen, die van alles verzamelen wat ze kunnen gebruiken. Oma’s zoeken de goede maat schoenen voor hun kleinkinderen, mannen nemen werkschoenen mee, vrouwen zoeken hun maat pantoffels uit en kinderen roepen naar hun moeder om te vragen wat voor maat ze hebben… Ieder meisje wil immers wel van die mooie roze schoentjes, die aanspoelen. En dan bedenken ze wie ze nog meer een plezier kunnen doen met pantoffeltjes van het strand van Ameland. En zo verzamelen de mensen maar door, ze passen en meten en zijn helemaal gelukkig. Ook papa en mama, Tim en Tamara kijken rond wat ze kunnen gebruiken en vullen hun fietstassen. Ze vertellen elkaar wie ze schoenen en pantoffels zullen brengen bij hen in de straat. En vragen zich af wat voor maat iedereen heeft. Maar opeens staan ze stil, ze zien opa treurig rondlopen. Wat is er met hem aan de hand? Nu kan hij eindelijk jutten en nu lijkt hij helemaal niet zo gelukkig als alle andere jutters om hem heen.
De oude zeekapitein is bedroefd.
Opa Sippelaar kijkt over de zee, de branding brengt nog steeds nieuwe spullen mee en opa kijkt en kijkt. “Ik hoorde dat er 270 containers over boord zijn gespoeld, enkele ook met giftig materiaal.” Opa wijst om zich heen. “Hier ligt wel veel, maar het is niet meer dan van vier of vijf containers. Stel je voor dat al die spullen uit 270 containers hier aanspoelen, dan liggen de spullen hier huizenhoog…. Hoe heeft het kunnen gebeuren?
Hoe hebben de kapitein en de bemanning 270 containers over boord kunnen laten
gaan… Hoe moet het aflopen met de wereldzeeën als de zeelui niet beter oppassen?” Opa kijkt Tim en Tamara vertwijfeld aan. “Ik heb bij vreselijk stormweer ook wel eens hout moeten kappen, omdat we te hoog geladen waren, maar dat was hout en er was geen plastic bij. En waarom gebruiken ze geen karton meer als verpakkingsmateriaal in plaats van plastic?”
Gelukkig: het was kerstvakantie.
Opa is samen met Tim en Tamara en hun ouders begonnen met het brengen van afval, zoals plastic en piepschuimplaten naar grote afvalbergen, die door shovels op vrachtwagens worden geladen en worden afgevoerd. Heel veel mensen helpen en kijk, opa Sippelaar lacht alweer. “Vele handen maken licht werk”, zeggen de mensen om hem heen. Iedere dag van de kerstvakantie is het strand nog vol jutters en strandschoonmakers tot op zaterdag echt alles is opgeruimd. De Hôn is weer keurig schoon!