Ammaca loopt door Coriovallum (Heerlen), waar zij geboren is. Ze heeft zojuist eten gehaald. Haar oudere broer Marcus is gelukkig weer thuis. Hij werkt nu al een tijdje als soldaat in het Romeinse leger. Hun vader is een paar jaar geleden overleden. Ook hij heette Marcus, net als opa. Nu ligt pa begraven onder een dure grafsteen. Op weg naar huis ziet Ammaca dat soldaten druk bezig zijn met graafwerk naast de hoofdweg. Wat is hier aan de hand? Bij thuiskomst zit haar broer aan tafel schoenen te repareren. ‘Marcus, wat graven je maten?’, vraagt Ammaca aan hem. ‘Een hele grote kuil’, grapt haar broer. Moeder lacht, maar zijn zus kijkt hem boos aan. ‘Het is maar een lolletje, zusjelief’, licht Marcus toe. ‘Maar even serieus: ze zijn de bodem gelijk aan het maken, want er komt een badhuis’. Ammaca kijkt verbaasd. ‘Een bad-wat?’. Marcus: ‘Een badhuis, met warme en koude baden. Heerlijk. Ik heb er vorige maand eentje bezocht’. Ammaca lacht hem uit. ‘Een badhuis, hier? Wat is er mis met een plons in de beek?’. Marcus lacht terug. ‘Die koude beek ja, brrr. Wacht maar, over een paar jaar zit jij elke week met vriendinnen in dat badhuis’.
Van vondst naar vitrine
In 1935 werd een Romeinse vloerverwarming gevonden bij opgravingswerkzaamheden in Heerlen. Was deze ontdekking onderdeel geweest van iets groters, misschien zelfs een badhuis? In juni 1940 bleek dit vermoeden juist te zijn, toen op hetzelfde veld een stuk van een Romeinse zuil werd gevonden. Besloten werd om verder te gaan graven. Na een jaar waren de meeste resten van het Romeinse badhuis blootgelegd. Het ging hier om een van de best bewaarde Romeinse gebouwen in Nederland. Dankzij geld van de Staatsmijnen [venster 42] kon in 1977 in Heerlen een museum worden geopend, het Thermenmuseum, waar je tegenwoordig nog steeds het badhuis en andere Romeinse vondsten uit de regio kunt bewonderen.
Badderen in Coriovallum
Het badhuis van Heerlen is gebouwd in de periode 63-73 na Christus, bijna tweeduizend jaar geleden dus. Het had in het begin een opzet met vijf ruimtes achter elkaar: een omkleedruimte, koude badruimte, lauwwarme badruimte, warme badruimte en een stookoven voor vloer- en muurverwarming. Aan de zijkant van het gebouw stond een ronde zweetruimte. Op die manier voldeed het badhuis aan de wensen van de bezoekers in die tijd, voornamelijk soldaten die in de streek gelegerd waren. Zij hebben het vermoedelijk ook gebouwd. Het badwater kwam waarschijnlijk via een waterleiding uit de bron van de lokale Caumerbeek. Na een uitbreiding rond het begin van de tweede eeuw werd het complex vier keer zo groot, waarschijnlijk op aandringen van de lokale elites, mensen met macht dus. Het gebouw kreeg toen ook een stenen ommuring en een overdekte zuilengang aan de ingang. Zo ontstond een enorm complex, met buitenvelden voor sport of wandelingen, en met een buitenbad. Bovendien kreeg het gebouw drie bedrijfsruimtes, mogelijk winkeltjes, naast de ingang.
Verdere aanpassingen
Dat was niet de laatste aanpassing. Een zekere Marcus Sattonius Iucundus had als gemeenteraadslid van Colonia Ulpia Traiana (Xanten) de macht en middelen om nog een andere verbouwing te betalen. Coriovallum was onderdeel van het bestuurlijke gebied van deze stad. Aan het einde van de derde eeuw werd het badhuis onderdeel van een fort, mogelijk als een reactie op plunderingen van Germaanse stammen die woonden aan de overkant van de Rijn [venster 5]. Bij de werkzaamheden werd de warme badruimte gehalveerd. De andere helft veranderde in een tweede lauwwarme badruimte. Alle warme ruimtes kregen een eigen stookoven en er werd een nieuwe omkleedruimte gebouwd. De grote omkleedruimte ging mogelijk dienst doen als een slaapzaal voor soldaten. Ondanks de militaire rol van het gebouw bleven ook gewone burgers het badhuis gebruiken. Het badhuis bleef tot zeker begin vijfde eeuw in gebruik.
Badcultuur
Wat deed je eigenlijk in zo’n badhuis? Dat valt te lezen in een Romeins schoolboek uit de eerste eeuw met de titel Colloquia (Gesprekken). Hierin bezoeken vader en zoon samen een badhuis, waar ze zich eerst omkleden en slaven hun spullen laten bewaken. Daarna sporten ze een tijdje, smeren ze zich in met olie en belonen ze zichzelf met een heerlijk warm bad. Eenmaal opgewarmd, na een bezoek aan de zweetruimte, nemen ze een duik in het koele buitenbad. Alle viezigheid op hun huid schrapen ze weg met een strigilis, een huidschraper. Uiteindelijk keren ze schoon en omgekleed terug naar huis. Dit ‘schoolvoorbeeld’ van een bezoek aan een badhuis was ook mogelijk in Coriovallum. Mensen uit alle hoeken van het Romeinse Rijk moeten zich hier thuis hebben gevoeld. Naast sport, ontspanning en hygiëne, kan het badhuis zijn bezocht voor ontmoetingen met vrienden.
Steden
Badhuizen waren een belangrijk onderdeel van de Romeinse manier van leven. Sommige rijke villa-eigenaren lieten zelfs een privébadhuisje op hun eigen terrein bouwen [venster 5]. In Limburg is in Maastricht nog een openbaar badhuis gevonden door onderzoekers. Misschien worden er in de toekomst nog meer ontdekt. Onderzoekers hebben wel resten van andere nederzettingen opgegraven. In de buurt van het Zuid-Limburgse Rimburg ontstond bijvoorbeeld een Romeins straatdorp en de Noord-Limburgse stad Venlo begon ooit als Romeinse riviernederzetting aan de Maas. Een ligging aan een weg of een rivier was kenmerkend voor steden die zich in de eerste eeuw ontwikkelden. Het betekende dat ze makkelijk te bereiken waren voor reizigers, ambachtslieden en handelaren. Door de aanwezigheid van een bepaald soort klei, lichtbakkende klei, vestigden zich veel pottenbakkers in Coriovallum, terwijl er in Romeins Maastricht flink geld werd verdiend met de handel in goederen uit Gallië.