De Lakenmarkt

Dagelijks leven in een rijke handelsstad

Het schilderij De Lakenmarkt uit 1525 is een van de oudste bewaard gebleven Nederlandse stadsgezichten. Het laat goed zien dat ’s-Hertogenbosch een drukke handelsstad was. In de dertiende en veertiende eeuw groeide ’s-Hertogenbosch zelfs uit tot een van de grootste steden van de Nederlanden. Kleinere steden en dorpen rondom de stad waren afhankelijk van de producten die in ’s-Hertogenbosch gemaakt en verhandeld werden.

Handel en gilden 
Op het schilderij is de Markt van ’s-Hertogenbosch te zien. Centraal staat de handel in laken, dat is wollen stof in grote lappen. Het maken van laken, dat textielnijverheid wordt genoemd, deden de Bosschenaren zelf. De verkoop van laken was een van de belangrijkste werkzaamheden in het middeleeuwse Brabant, zo ook in ’s-Hertogenbosch. 

Het schilderij is gemaakt in opdracht van het gilde van de lakenverkopers. Kooplui en bezoekers van de markt zijn afgebeeld, maar ook bedelaars. Ze staan rond de heilige Franciscus, die de beschermheilige van het gilde was. Er zijn niet enkel kraampjes met laken op het schilderij te zien: ook eieren en boter worden te koop aangeboden. De Bossche ambachtslieden maakten ook messen, spelden en lederwaren. Die Bossche producten waren heel gewild.   

Overblijfselen van de bloeiende lakenhandel worden teruggevonden in de vorm van lakenloden. Een lakenlood is een merkje van lood voor een rol stof waaraan te zien is dat de stof van goede kwaliteit is. Ook geeft een lakenlood aan waar de stof gemaakt is. De Bossche lakenloden zijn zelfs teruggevonden in Denemarken. Het Bossche laken is daar dus door handel beland. 

Middeleeuwse huizen 
In veel huizen rondom de Markt woonden handelaren, die daar vaak ook hun werkplaats hadden. Dat was gemakkelijk, want zo konden ze hun gemaakte producten voor hun huis uitstallen en meteen verkopen. Ambachtslieden hadden in hun werkplaats veel licht nodig en daarom hadden hun huizen veel ramen. 

Op het schilderij De Lakenmarkt is te zien hoe de laatmiddeleeuwse huizen eruitzagen. Er zijn veel huizen met een stenen gevel te zien, maar de meeste huizen in de stad hadden een houten gevel. Behalve voor de gevels werd hout ook gebruikt voor de vloeren van de verdiepingen en voor het dak. Het was namelijk ruim beschikbaar als bouwmateriaal. Daarnaast was het bouwen van grote ramen makkelijker met hout dan met steen. Wel waren de fundering, de kelder en de zijmuren van de huizen van baksteen. 

Stadsbrand 1463 
Het risico op brand in de stad was groot door het hout, de rieten of strooien daken en het gebruik van open vuur in werkplaatsen. In 1463 ging het helemaal mis toen er brand uitbrak bij een lakenverver in het pand De Grote Ketel aan de Verwersstraat. Ongeveer een kwart van de huizen in ’s-Hertogenbosch brandde af. Ook delen van het stadhuis en het minderbroederklooster werden verwoest. Veel Bosschenaren kwamen om bij de brand. 

Na de brand greep het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch in. Er mochten geen huizen meer gebouwd worden met daken van riet of stro. Alle huizen die op dat moment nog zo’n dak hadden, moesten het binnen tien jaar vervangen. Mensen kregen zelfs geld van het stadsbestuur om leitjes of tegels op hun daken te leggen. Deze verharde daken zijn ook terug te zien op het schilderij. 

Hoewel het stadsgezicht De Lakenmarkt al vijfhonderd jaar oud is, kun je op de huidige Markt nog onderdelen van het schilderij herkennen. De huizen staan nog steeds in een rij langs de markt. Ook al hebben ze bijna allemaal nieuwe gevels, in de huizen zelf vind je nog constructies van middeleeuws hout. En de waterput op de Markt is een reconstructie van de put die te zien is op het schilderij. De middeleeuwse geschiedenis van ’s-Hertogenbosch is dus vandaag de dag nog steeds goed zichtbaar.