De Beeldenstorm

Strijd tussen katholieken en protestanten

De zestiende eeuw was een roerige tijd in Europa. Er waren veel opstanden, conflicten en oorlogen. Ook in ’s-Hertogenbosch waren mensen ontevreden over de katholieke kerk en het stadsbestuur. Een deel van de Bosschenaren werd protestant, een nieuw geloof in die tijd. Dit zorgde voor veel onrust in ’s-Hertogenbosch en omgeving.

De Krijters 
De onrust begon al in de eerste helft van de zestiende eeuw. De Nederlanden hoorden bij het Habsburgse rijk dat heel veel oorlogen voerde. In 1525 werd het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch opgedragen om een nieuwe belasting in te voeren. De Bosschenaren moesten zo meebetalen aan de dure oorlogen in Europa. Eén op de negentien inwoners van ’s-Hertogenbosch was echter kloosterling. Zij hoefden geen belasting te betalen. De andere Bosschenaren waren hier erg boos over. 
 
De ambachtsgilden wilden opkomen voor deze burgers. Zij hadden macht in het stadsbestuur en konden zo de kloosters onder druk zetten. Als de kloosters niet wilden meebetalen, zouden de gilden de kloosters niet langer beschermen. Maar de kloosters wilden nog steeds niets afdragen. Hierop gingen ambachtslieden protesteren. Dit werd ook wel ‘krijten’ genoemd. De Bossche Krijters plunderden kloosters in de omgeving van ’s-Hertogenbosch. Zo stalen ze in Vught kloosterbier, boter en haring. Uiteindelijk stopte het leger de opstand. De ambachtsgilden verloren vervolgens hun macht in het stadsbestuur. 
 
Hagenpreken 
Maar de onvrede over de katholieke kerk bleef. Een nieuw geloof, het protestantisme, kreeg steeds meer aanhangers in verschillende delen van de Nederlanden. De protestanten hadden kritiek op de rijkdom van de katholieke kerk en de verering van heiligenbeelden. In 1555 verbood de nieuwe Habsburgse koning Filips II het protestantse geloof. Omdat de protestanten geen eigen kerk mochten hebben, luisterden ze stiekem in de openlucht naar predikers. Deze bijeenkomsten werden hagenpreken genoemd. Op het houden en luisteren naar hagenpreken stonden zware straffen. Hagenpredikers konden zelfs de doodstraf krijgen. 

Op 10 augustus 1566 werd na een hagenpreek in een dorpje in Zuid-Vlaanderen een klooster bestormd en werden veel heiligenbeelden kapotgemaakt. Dit was het begin van een maandenlange beeldenstorm in de Nederlanden. Ook in Engelen, Rosmalen en ’s-Hertogenbosch vond dit plaats. Op 22 augustus trokken protestanten naar de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch en sloegen daar vele beelden en altaren stuk. Ook werd de kathedraal tijdelijk overgenomen zodat de protestanten hier hun eigen erediensten konden houden en hun kinderen konden dopen. 
 
Toen in oktober 1566 strenge straffen tegen de protestanten dreigden, leidde dit tot een nieuwe beeldenstorm.  Nog meer kloosters werden vernield en geplunderd. Een half jaar later greep koning Filips II hard in. Zestien beeldenstormers werden terechtgesteld en tweehonderdvijftig protestanten werden verbannen.

Schermersoproer 
Enkele jaren na de Beeldenstorm keerden verschillende gevluchte protestanten terug naar ’s-Hertogenbosch. Ze richtten in 1577 het Schermersgilde op, dat de stad zou helpen te beschermen. Ondertussen was een deel van de Nederlanden zich steeds meer gaan verzetten tegen het Spaanse bewind. Dit wordt ook wel de Tachtigjarige Oorlog of de Opstand genoemd.  

Op 1 juli 1579 wist een groep protestanten het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch over te halen om zich aan te sluiten bij deze Opstand. Dit werd bekendgemaakt op de Markt voor het stadhuis. Hierop schoot een katholieke soldaat uit woede plotseling op het protestantse Schermersgilde. Er ontstond een gevecht tussen de katholieke en protestantse burgers. Dit gevecht op de Bossche Markt is de geschiedenis ingegaan als het Schermersoproer. 

Weer katholiek 
Filips II stuurde vervolgens een leger naar ’s-Hertogenbosch. Vierduizend protestantse inwoners sloegen op de vlucht. Hierna besloot de stad zich weer te verzoenen met de Spaanse machthebber. Filips II en de katholieke kerk gaven veel geld uit om de inwoners weer trouwe katholieken te maken. Met succes. Aan het einde van de zestiende eeuw was ’s-Hertogenbosch weer een echt katholieke stad.