’s-Hertogenbosch in de tijd van de Republiek
Het gebied dat nu Nederland en België is, bestond in de zestiende eeuw uit een aantal gewesten. Deze gewesten hoorden toen bij het katholieke Spanje. Tijdens de Nederlandse Opstand, beter bekend als Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), kwamen de Nederlandse gewesten in verzet tegen Spanje.
De noordelijke gewesten gingen in 1588 samenwerken als de onafhankelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De zuidelijke gewesten, waaronder Brabant en dus ook 's-Hertogenbosch, bleven onder Spaans bestuur.
De Nederlanden en Spanje bleven oorlog voeren tot 1609. Deze periode die toen aanbrak, staat bekend als het Twaalfjarig Bestand. In die tijd werd er twaalf jaar lang niet gevochten. 's-Hertogenbosch kon toen de vestingmuur versterken met een aantal zogeheten bastions. Vanaf deze bastions kon er beter op vijanden geschoten worden. De stad bouwde een kruithuis en ten zuiden van de stad werden twee nieuwe forten aangelegd: Fort Isabella en de Pettelaarse Schans.
De Moerasdraak
In 1629 leidde Frederik Hendrik, een van de zonen van Willem van Oranje, het leger van de Republiek. Hij wilde ’s-Hertogenbosch graag veroveren omdat hij vanuit deze stad makkelijker aanvallen van de Spanjaarden kon tegenhouden.
Tien eerdere belegeringen van ’s-Hertogenbosch waren mislukt, omdat het gebied rond de stad erg drassig was. Niet voor niets kreeg de stad later als bijnaam ‘de Moerasdraak’. Maar Frederik Hendrik wilde het toch proberen. Toen hij met zijn leger bij ’s-Hertogenbosch was aangekomen, omsingelde hij meteen de stad. Hij legde een omwalling aan met verdedigingswerken die uit twee delen bestond, zogenoemde linies.
De buitenste linie moest ervoor zorgen dat er van buiten de stad geen hulp of eten meer naar binnen kon komen. Deze linie zorgde er ook voor dat het leger van Frederik Hendrik werd beschermd tegen mogelijke aanvallen door Spaanse soldaten van buiten de stad.
Dichter bij de stad werd nog een tweede linie gemaakt van waaruit de belegeraars de stad onder vuur namen. Deze linie bood de soldaten ook bescherming, maar dan voor aanvallen van de Spaanse soldaten die zich in de stad bevonden. Enkele duizenden arbeiders bouwden dijken en schansen voor de omwallingen. Bovendien werd geprobeerd het gebied rond de stad droog te leggen door het omleiden van de rivieren de Dommel en de Aa. Door het slechte weer lukte dit maar gedeeltelijk.
Situatie in de stad
Door de aanhoudende beschietingen kwamen de Spaanse soldaten in ’s-Hertogenbosch steeds meer in problemen. Het leven in de stad was gevaarlijk en mensen waren erg bang. Dag en nacht werd de stad aangevallen. Er vielen vele doden en gewonden en gebouwen gingen kapot. De Spanjaarden hadden te weinig soldaten om het gevecht te winnen en de kogels raakten op.
De burgers werden opgeroepen al het lood dat ze bezaten, zoals van dakpannen, regenpijpen en huisraad, in te leveren zodat hier nieuwe kogels van konden worden gemaakt. Het tekort aan buskruit kon niet worden opgelost, het kruit was door het slechte weer te nat geworden om te kunnen gebruiken. Het werd de Spanjaarden duidelijk dat de inname van Den Bosch onvermijdelijk was.
De overgave
Op 11 september 1629 kwam de strijd ten einde door de ontploffing van een mijn bij de grote Vughterpoort. Het gat in de omwalling was zo groot, dat de soldaten van Frederik Hendrik zo de stad in konden. Voor de gouverneur van ’s-Hertogenbosch, baron van Grobbendonk, zat er niets anders op dan zich over te geven.
Na de gesprekken over de overgave verlieten de Spaanse soldaten een paar dagen later de stad. Ook alle mannelijke katholieke priesters en monniken moesten 's-Hertogenbosch verlaten. Veel mensen kwamen naar deze uittocht kijken. Het werd vanaf dat moment verboden om in het openbaar katholieke kerkdiensten te organiseren. ’s-Hertogenbosch en omgeving hoorden sindsdien bij de Republiek der Verenigde Nederlanden.
In en om ’s-Hertogenbosch zijn in het landschap nog steeds sporen zichtbaar van de linie uit 1629, bijvoorbeeld de Overdijk bij Hintham en de Heinisdijk bij Orthen. Daarnaast is de Engelse Dijk in de buurt van Engelen nog herkenbaar. Het Kruithuis is een rijksmonument en is het enige kruitmagazijn uit de Tachtigjarige Oorlog dat nog bestaat. Langs de vestingwallen staan nog steeds oude bastions en forten. Ook de restanten van de vestingwerken van de linies uit 1629 zijn te bezichtigen.