Republiek der Verenigde Nederlanden
Op 14 september 1629 had ’s-Hertogenbosch zich overgegeven aan Frederik Hendrik van Oranje. Vanaf dat moment viel de stad onder de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1648 kwam de Tachtigjarige Oorlog ten einde met de Vrede van Münster. ’s-Hertogenbosch werd toen onderdeel van Staats-Brabant. Dat was een generaliteitsland, een provincie die geen stemrecht had in de Staten-Generaal. De Staten-Generaal was het centrale bestuur van de Republiek.
De Bosschenaren hadden dus geen inspraak maar moesten wel belasting betalen aan de Staten-Generaal. De regering in Den Haag regelde ook nog eens alle militaire zaken. Verder mochten alleen leden van de gereformeerde kerk lid zijn van het stadsbestuur. Zo werden de protestantse Hollanders de baas in het overwegend katholieke ’s-Hertogenbosch.
Protestant tegenover katholiek
Al in 1629 had ’s-Hertogenbosch een grote verandering ondergaan. Want na de overwinning van Frederik Hendrik moesten niet alleen de Spaanse troepen vertrekken. Ook de priesters en monniken werden de stad uitgezet. De nonnen mochten wel blijven maar geen nieuwe zusters meer aannemen. De katholieken mochten hun geloof niet meer in het openbaar uitoefenen.
De kerken werden afgebroken of gebruikt als opslagplaats of paardenstal. Alleen de Sint-Jan bleef in gebruik als – protestantse! – kerk. De kloosters werden eigendom van de Republiek. Die verkocht ze aan rijke privépersonen zoals Frans Blom en Johan Gans. Zij maakten van het kloostergebouw woonhuizen of legden een nieuwe woonwijk aan op het kloosterterrein.
Verdediging van Holland
Soms veranderden kerken en kloosters in militaire gebouwen. Zo werd de Sint-Jacobskerk een arsenaal (militair pakhuis). De kapel van het Elisabeth Bloemkampklooster werd een kazerne. Het Begijnhof werd afgebroken om een plein te maken waar de soldaten konden oefenen, ook wel Parade genoemd.
’s-Hertogenbosch was als vestingstad onderdeel van de Zuiderwaterlinie. Deze militaire verdedigingslijn door Zeeland en Noord-Brabant moest het land beschermen tegen invallen uit het zuiden. Het was voor Holland belangrijk om de stad goed onder controle te houden. Bij de stad werd de Citadel aangelegd. Dit was een fort dat niet alleen de stad verdedigde, maar ook werd gebruikt om de katholieke inwoners van de stad in de gaten te houden.
Een Hollands stadhuis
De sterke invloed van Holland blijkt ook duidelijk uit de verbouwing van het stadhuis. De architect Pieter Minne ontwierp een nieuwe gevel volgens het Hollands classicisme. Dit was een stijl die nu nog terug te zien is in het Mauritshuis in Den Haag of het Paleis op de Dam in Amsterdam. Er werden veel elementen uit de tijd van de Grieken en Romeinen gebruikt, zoals de zuilen en het fronton (de driehoekige bekroning van de gevel). Een prachtig ontwerp dat veel geld kostte: het is duidelijk dat het stadsbestuur indruk wilde maken.
Met dat stadsbestuur was een kleine groep protestanten aan de macht. Maar de meerderheid van de bevolking die katholiek was, had weinig in te brengen. Deze periode van Hollandse ‘overheersing’ eindigde in 1794 met de komst van de Fransen.
Het stadhuis aan de Markt heeft nog altijd dezelfde functie. Van de militaire gebouwen uit deze tijd kun je de Citadel, het Kruithuis en het Groot Tuighuis nog zien. En in de Hinthamerstraat staat nog het huis van Johan Gans: ook in Hollands-classicistische stijl.