De Watertoren

Gezondere Bosschenaren

Eeuwenlang haalden de Bosschenaren hun water uit waterputten, bij pompen of soms rechtstreeks uit de Binnendieze. In de negentiende eeuw verdubbelde het aantal inwoners binnen de Bossche stadsmuren. Hierdoor werd de stad steeds voller en viezer. Het drinkwater raakte steeds ernstiger vervuild waardoor veel mensen ziek werden of stierven. Om de gezondheid van de Bosschenaren te verbeteren, bouwde de stad vanaf 1885 een watertoren en legde ze ondergrondse waterleidingen aan.

Vies water 
Tot de komst van de waterleidingen was het moeilijk om aan schoon water te komen in ’s-Hertogenbosch. Mensen die aan de Binnendieze woonden, gooiden hun afval gewoon in het water. Zelfs wc’s hingen erboven. Het grootste deel van de inwoners deed hun behoefte op een pot of emmer, die ze leegden op straat of in de Binnendieze. 

Bosschenaren haalden hun drinkwater uit een van de openbare stadspompen of zelfs uit de Binnendieze. Het water uit de pompen was eigenlijk ook niet te vertrouwen. Het grondwater was namelijk vervuild door het afval dat al eeuwenlang in de ondergrondse beerputten werd gegooid. 

De snelle toename van het aantal inwoners in de negentiende eeuw zorgde nog eens voor extra vervuiling in de stad. Veel arme mensen leefden in armoede en woonden in krotten, zonder sanitaire voorzieningen en te dicht bij elkaar. 

Gezondheid 
Het is geen wonder dat ’s-Hertogenbosch tot ver in de negentiende eeuw te maken kreeg met besmettelijke, levensbedreigende epidemieën zoals tyfus, cholera, kinkhoest en pokken. In combinatie met ondervoeding, de slechte algemene hygiëne en de slechte woonomstandigheden in arbeidersbuurten, zorgde het vervuilde water voor hoge sterftecijfers en een lage levensverwachting.  

In de lente van 1866 brak in Nederland een choleraepidemie uit die in totaal 21.000 mensen het leven kostte. Cholera is een besmettelijke ziekte, die voor diarree en uitdroging zorgt en al binnen een paar uur dodelijk kan zijn. Een medicijn voor deze levensgevaarlijke ziekte was er vroeger niet. In ’s-Hertogenbosch stierven dat jaar 299 mensen. Vooral de wijken met slechte woonomstandigheden werden zwaar getroffen. Eind 1867 kreeg de stad de besmettingen onder controle, maar de ziekte verdween niet. 

Verbeteringen 
Artsen probeerden al vanaf 1850 de overheid duidelijk te maken dat schoon drinkwater extreem belangrijk was voor de gezondheid. Na de dreiging van een nieuwe choleraepidemie besloot de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch om vanaf 1885 drinkwaterleidingen aan te leggen.  

Het water werd uit de heidegronden onder Rosmalen en Nuland gehaald. De watertoren aan het Hinthamereinde in de binnenstad van Den Bosch werd gebouwd om te zorgen dat er voldoende druk op de waterleiding stond. Op 10 januari 1887 werd het eerste Bossche waterleidingnetwerk door 32 huishoudens officieel in gebruik genomen. Aan het einde van het jaar was dit aantal gegroeid tot 462. 

De gemeente vond het belangrijk dat ook de armere Bosschenaren toegang zouden krijgen tot schoon drinkwater. Vooral in de armere buurten werden openbare standpijpen geplaatst. Omwonenden konden hier gratis leidingwater tappen, maar niet iedereen vertrouwde dit heldere water zonder smaak.  

Het duurde nog meer dan dertig jaar voordat de armere bevolking een eigen wateraansluiting kreeg en altijd toegang had tot schoon water had om te drinken of te wassen. Pas vanaf 1930 was ’s-Hertogenbosch niet meer de stad met de hoogste sterftecijfers van Nederland.  

Nieuwe bestemming 
Het drinkwaterleidingnetwerk groeide met de ontwikkeling van de nieuwe stadsdelen mee. Vanaf 1974 werd de watertoren niet meer gebruikt en kreeg hij een andere bestemming. De taak van de watertoren werd overgenomen door krachtige pompen. 

De watertoren is nog steeds duidelijk zichtbaar. Het rijksmonument werd in 2017 nog volledig gerestaureerd. De toren is een blijvende herinnering aan de strijd voor schoon drinkwater voor alle Bosschenaren.