De bevrijding
In september 1944 trokken de eerste bevrijders het zuiden van Nederland binnen. Stad voor stad, dorp voor dorp en straat voor straat verdreven ze de Duitse troepen. Vlak voordat de militairen in het dorp Empel aankwamen, dwongen de Duitsers alle inwoners hun huizen te verlaten. Binnen drie dagen moesten ze weg zijn. Een deel van de Empelnaren vluchtte richting de bevrijde gebieden, zoals Rosmalen en ’s-Hertogenbosch. De rest moest met gammele bootjes de Maas oversteken, richting het noorden van Nederland.
Eind oktober 1944 waren alle dorpen in de omgeving van ’s-Hertogenbosch bevrijd. Veel hadden het zwaar te verduren gekregen, zoals Nuland en Rosmalen. De Duitsers hadden zich teruggetrokken aan de noordkant van de Maas. Maar ze gaven niet op en bleven de omgeving van ’s-Hertogenbosch beschieten. Daardoor vielen er nog steeds slachtoffers.
De dorpen Bokhoven, Engelen en Empel bevonden zich midden in de vuurlinie. De inwoners waren gevlucht of geëvacueerd. Heel veel huizen werden kapotgeschoten. Het echte bevrijdingsfeest en de wederopbouw konden pas beginnen toen de Duitsers zich overal hadden overgegeven. Dat was op 5 mei 1945.
Wederopbouw
De eerste Empelnaren die terugkeerden zagen dat bijna het hele dorp kapot was. Eigenlijk moest alles opnieuw worden opgebouwd. Maar dat mocht niet zomaar. Empel lag namelijk boven op de Maasdijk. Zo dicht bij het water wonen was eigenlijk helemaal niet veilig. De wederopbouw van Empel mocht dus niet meer op dezelfde plek. Op 2 augustus 1945 nodigde de burgemeester van Empel alle inwoners en belangrijke bestuurders uit in het dorpscafé. Hij presenteerde een plan om het hele dorp te verplaatsen. De nieuwe locatie was een polder op twee kilometer afstand van het oude dijkdorp.
In oktober 1946 begon de bouw van de eerste zes huizen in de polder. Het plan was om uiteindelijk honderdvijftig woningen, een kerk, begraafplaats, sportterrein, school en raadhuis te bouwen in het nieuwe Empel. Maar de wederopbouw ging heel langzaam. Drie jaar na de bevrijding waren nog maar veertien huizen klaar. Nog steeds woonden de Empelnaren in kapotte huizen die ze niet mochten herstellen.
De pastoor van Empel stak zelf met zijn parochianen een schop in de grond voor de bouw van de kerk en de begraafplaats. Ook reisde hij naar de regering in Den Haag om meer geld te vragen voor de wederopbouw. Vijf jaar na de bevrijding was de helft van de Empelnaren verhuisd naar het nieuwe dorp in de polder. Pas in 1961 was het gemeentehuis klaar.
Monument
Empel is een goed voorbeeld van een wederopbouwdorp. De architectuur is typisch voor de periode na de oorlog waarin Nederland snel, veel en goedkoop moest bouwen. De wederopbouwarchitectuur van de kerk kreeg zelfs een speciale naam: de stijl van de Bossche school.
Uiteindelijk vertrok niet iedereen naar het nieuwe Empel. Nog steeds wonen er mensen op de Empelsedijk. Dit heet nu Oud-Empel. Wie langs de overgebleven huizen loopt ziet veel lege grasvelden, bijvoorbeeld op de plek waar vroeger de school stond. Bij de oude begraafplaats staat een monument, zodat de verwoesting, evacuatie, bevrijding en wederopbouw van Empel niet worden vergeten.