Sport voor iedereen
Vijftig jaar voor de opening van sportpark De Vliert deden de meeste Bosschenaren nog niet aan sport. Daar hadden ze te weinig tijd voor. Een werkweek van zes lange dagen was rond 1900 normaal. Vrije tijd was zeldzaam en sport iets waar alleen rijke mensen aan deden. Een aantal katholieke geestelijken zag sporten als geldverspilling. Bovendien moesten de katholieke Bosschenaren op de vrije zondag eigenlijk naar de kerk en rusten.
In de loop van de twintigste eeuw veranderde dit. Werknemers kregen vanaf 1958 vrij op zondag én zaterdag. De werkdagen werden korter. De kerk realiseerde zich ook dat sport gezonder was dan cafébezoek en richtte allerlei katholieke sportverenigingen op. Het Bossche stadsbestuur opende een openluchtzwembad, wielerbaan en overdekte tennishal. Zwemmen, fietsen en tennis groeiden uit tot geliefde sporten onder de Bosschenaren. Maar één sport was al snel veruit het populairst: voetbal.
Landskampioen voetbal
In 1948 stond heel ’s-Hertogenbosch op zijn kop. De Bossche Voetbal Vereniging (BVV) had Ajax verslagen met 5-2 en was landskampioen geworden. Op diezelfde dag won Bosschenaar Gerrit Schulte ook nog het Nederlands kampioenschap wielrennen. Het stadsbestuur krabde zich die dag wel achter de oren. De succesvolle voetbalclub had namelijk niet eens een eigen stadion in de stad. Sterker nog, BVV trainde en voetbalde in het nabijgelegen dorp Vught. Daar moest verandering in komen.
Drie jaar na het behalen van de landstitel konden de Bossche voetballers eindelijk terecht in hun eigen stad. Op 8 september 1951 opende het gloednieuwe sportstadion De Vliert, vernoemd naar de wijk waar het complex is gebouwd. In het hypermoderne stadion was plek voor ruim dertigduizend toeschouwers. In Nederland waren alleen het Amsterdamse Olympisch Stadion en de Rotterdamse Kuip groter.
In het nieuwe stadion was rond het voetbalveld ook een atletiekbaan aangelegd. Buiten het stadion lag nog een heel park met sportterreinen, zoals hockeyvelden en tennisbanen. De Vliert was niet alleen gebouwd voor topsport, maar zeker ook om het verenigingsleven na de oorlog aan te moedigen.
Hockeystad
Het is de Bossche voetballers sinds 1948 niet meer gelukt om opnieuw landskampioen te worden. Uit BVV is in 1967 de betaaldvoetbalclub FC Den Bosch voortgekomen, die voornamelijk in de eerste divisie speelt. Met andere sporten hebben de Bosschenaren grotere successen behaald, zoals met (ijs)hockey en basketbal.
Bovenal is ’s-Hertogenbosch meer een hockeystad. HC ’s-Hertogenbosch is een van de grootste hockeyclubs van Nederland en levert veel speelsters voor het nationale vrouwenteam. Bossche hockeyster Mijntje Donners speelde 234 interlandwedstrijden. Het Bossche vrouwenteam is bovendien het meest succesvolle hockeyteam van Nederland met tientallen landstitels en Europese prijzen.
Bossche sportcomplexen
Sinds de opening van De Vliert is het sportpark flink veranderd. De hockeyclub kreeg veel nieuwe leden en had niet meer genoeg aan drie velden. De hockeyers vertrokken daarom in 1968 naar zeven nieuwe velden bij de Bossche Oosterplas. De voetballers bleven wel in De Vliert, maar in de jaren negentig was het grote stadion erg verouderd en werd het gesloopt. Hiervoor in de plaats kwam een veel kleiner voetbalstadion.
Pal naast het stadion De Vliert is het Sportiom gebouwd. Van zwemmen tot ijshockey en van fitness tot korfbal, er is van alles mogelijk in dit overdekte sportcomplex. In de wijk Maaspoort in het noorden van ’s-Hertogenbosch staan sinds de jaren tachtig ook grote sporthallen. Maaspoort is het speelveld voor veel verschillende sportieve Bosschenaren, waaronder het basketbalteam. In de Brabanthallen vinden ook grote topsportevenementen plaats, zoals Indoor Brabant. Hiervoor komen jaarlijks duizenden paardensportliefhebbers uit heel Europa naar ’s-Hertogenbosch.