De bezetting

Vijf jaren van onvrijheid, ontbering en geweld

Vóór de Duitse inval op 10 mei 1940 was het leven in het gebied van de huidige gemeente Alphen aan den Rijn relatief rustig. In de landelijke en waterrijke omgeving woonden nog geen 40.000 mensen. Zij waren voornamelijk werkzaam in de veehouderij, boomkwekerij of industrie. Na de inval veranderde dit vreedzame leven drastisch. Een buitenlandse bezetter ging de dienst uitmaken. Hij schafte het democratische bestuur en de vrijheid van meningsuiting af. De bewoners leefden in onvrijheid en werden steeds meer op de proef gesteld.

Geen zegen van boven

Gevechtshandelingen op de grond vonden hier niet plaats. Het gevaar kwam vanuit de lucht. Dat bleek al op 14 mei. Op die dag trokken duizenden evacués, voornamelijk uit de Betuwe, via Gouda naar het noorden. De Rijksstraatweg langs de Oude Rijn, de hoofdweg tussen Bodegraven en Leiden, raakte verstopt. Nederlandse soldaten ter plaatse verergerden de chaos. Bij Zwammerdam, Koudekerk en Hazerswoude zou dat fatale gevolgen hebben. Uitgelokt door beschietingen vanaf de grond lieten Duitse gevechtsvliegtuigen hun bommen vallen. Onder de bevolking vielen tientallen doden. Procentueel gezien leden Koudekerk en Hazerswoude zwaarder dan het gebombardeerde Rotterdam.

 

Nieuwe orde, andere omstandigheden

Na de capitulatie werden Duitse soldaten bij particulieren ingekwartierd. Men had dan ‘een Duitser in huis’. Die soldaten waanden zich toeristen te midden van de Hollandse boerderijen, weilanden en sloten. Alleen ’s nachts was het landschap onaantrekkelijk. Een enkele soldaat verdronk, wellicht niet gewend aan zoveel water.

Al snel deed de Duitse bezetter echter zijn masker af. Democratische instituties als politieke partijen, vakbonden en gemeenteraden werden verboden. In Benthuizen (1942) en later in Alphen en Boskoop (1944) moesten de burgemeesters plaatsmaken voor NSB-vervangers. Kranten als De Rijnbode en de Boskoops Courant kregen een verschijningsverbod, luisteren naar de (buitenlandse) radio mocht niet meer. De nazimaatregelen werden steeds ingrijpender. Het afschuwwekkende dieptepunt was de deportatie van de Joodse bevolking.

De bezetting leidde ook tot moeilijke keuzes: moesten de dakpannenfabrieken exportorders blijven uitvoeren en sierboomkwekerijen doorgaan met het leveren van bomen voor vliegvelden? Moesten Alphense agenten meewerken aan deportaties? Wegkijken, aanpassen of meewerken (‘collaboreren’): die keus bepaalde het leven. Een minderheid durfde de kant van het verzet te kiezen.

 

Water, vriend voor iedereen?

Mannen van 18 tot 35 jaar (later van 16 tot 40 jaar) stonden ook voor een dilemma: tewerkgesteld worden in Duitsland of onderduiken? Wie dwangarbeid weigerde, kon worden opgepakt tijdens razzia’s, zoals die in Hazerswoude en Alphen in januari 1945. Veel mannen kwamen zo in Duitsland terecht – en menigeen overleefde dat niet.

Onderduiken kon uitstekend in de waterrijke streek, die moeilijk bereikbaar was voor soldaten. Daarnaast waren de uitgestrekte weilanden geschikte droppingzones voor wapens en ander materiaal. Het plaatselijke verzet kon die spullen dan snel via het water afvoeren. Zo’n dropping bij Aarlanderveen, vlak bij Zwammerdam, zou onder anderen Pieter Doelman en zijn vader Klaas fataal worden. Na verraad werden zij in maart en april 1945 in Rotterdam gefusilleerd. Het verzet in Boskoop maakte gebruik van een boerderij die later de naam ‘Vier oogen zien meer dan twee’ zou krijgen, naar een door Radio Oranje uitgezonden code.

Ook de Duitse bezetter maakte gebruik van de aanwezigheid van zoveel water: in het voorjaar van 1944 werd de Atlantikwall versterkt met een extra verdedigingslinie: de Vordere Wasserstellung. Deze liep vanaf Amsterdam langs de Heimanswetering, de Rijn en de Gouwe naar Rotterdam. De linie bevatte tankgrachten, verdedigingsmuren, loopgraven en bunkers. In Koudekerk en Alphen moesten diverse gebouwen ervoor wijken, waaronder dakpannenfabriek Van Leeuwen. Op de grens van Alphen en Boskoop kwam een groot mijnenveld, dat aan twee inwoners van Alphen het leven zou kosten.

Ter versterking van de linie werden polders rondom Koudekerk, Hazerswoude en Benthuizen onder water gezet. De bewoners moesten kilometers dijken aanleggen om het water te reguleren en de boerderijen droog te houden. De beloofde beloning werd nooit uitbetaald.

 

Het laatste oorlogsjaar

Na september 1944 brak de zwaarste tijd aan. Door transportblokkades viel de aanvoer van eerste levensbehoeften grotendeels weg. Gas en licht werden afgesloten, kolen om te stoken waren er amper. Alles was op de bon, niet verkrijgbaar of alleen tegen exorbitante prijzen. Om acht uur ’s avonds moest men binnen zijn. Overleven werd het motto.

Deze Hongerwinter is voor velen nog steeds de sterkste herinnering aan de bezettingstijd. Enige nuancering is op zijn plaats. Deze agrarische streek bood een snelle toegang tot essentiële voedingsmiddelen als aardappelen, melk, vlees, vis en eieren. Een nauwe relatie met een boer, slager of bakker bood uitkomst. Kleine, door boerderijen omringde plaatsen als Benthuizen, Aarlanderveen en Zwammerdam, maar ook Koudekerk en Hazerswoude kwamen de Hongerwinter verhoudingsgewijs redelijk door. Hongerende voorbijgangers uit de omringende steden kregen vaak iets te eten mee, soms tegen woekerprijzen. Benthuizen kon voedsel aan Boskoop en Leiden leveren.

Anders was de situatie in de grotere plaatsen Boskoop en Alphen. Het merendeel van de bevolking was aangewezen op de gaarkeuken. Lokale comités probeerden de situatie te verlichten, vooral voor jonge kinderen. De Voedselraad van Boskoop wist in Groningen zoveel eten los te krijgen, dat zo’n 350 kinderen de winter doorkwamen. De Alphense Voedselvoorziening zette zich in om babypap te regelen. De NSB-burgemeesters van beide plaatsen droegen bij aan deze initiatieven.

Diefstal van uiteenlopende goederen en de illegale slacht van vee waren aan de orde van de dag. Alles wat maar van hout was, zelfs sierbomen in Boskoop, werd ontvreemd, bij gebrek aan gas of kolen.

Maart 1945 was een maand van hevig geweld. Om het vervoer van V2-raketten naar Den Haag te ontregelen, bombardeerden de geallieerden de spoorlijnen. Als gevolg daarvan vonden in Alphen meer dan tien personen de dood; tientallen huizen raakten zwaar beschadigd.

Op 28 maart werd politieagent Willem Gloudemans door een misverstand doodgeschoten. Dat gebeurde toen hij verzetslieden uit Hazerswoude aantrof bij de berging van een lege benzinetank die door een geallieerd vliegtuig was gedropt. Zij konden niet weten dat Gloudemans lid was van het Boskoops verzet.

 

Bevrijding

Na de Duitse overgave reden op 8 mei 1945 Canadese troepen van Utrecht naar Leiden. In Zwammerdam, Alphen en Hazerswoude-Rijndijk kregen de bevrijders een uitbundige ontvangst. Gedurende de zomer hield de hele regio bevrijdingsfeesten. Aan vijf grauwe bezettingsjaren was een eind gekomen.

 

TEKST: HENRY WILBRINK

 

BEZOEKEN

  • Tobruk, een kleine bunker uit de Vordere Wasserstellung (Weteringpad, Alphen aan den Rijn, bij het Da Vincigebouw).
  • Restant van de plaatsing van Duits luchtafweer in de Vordere Wasserstellung (Rotonde Zijde-Noordeinde, Boskoop).
  • Oorlogsmonumenten door de gehele gemeente.
  • De jaarlijkse herdenkingen en feesten op 4 en 5 mei.

VERDER LEZEN

Sjaak Blaazer, Boskoop 1940-1945. Bezetting, onderdrukking en verzet (Boskoop 1990).

Historische Kring Benthuizen, Benthuizen 75 jaar vrijheid (Benthuizen 2021).

Bernadette Verhoef en Arjan van ’t Riet, 75 jaar vrijheid in 75 beelden, 1940-1945 (z.p. 2020).