Plaatsbepaling
Bij een gemeentelijke herindeling is in 2019 de gemeente Westerkwartier ontstaan. Deze nieuwe gemeente omvat niet minder dan 44 dorpen en 99 buurtschappen en heeft geen duidelijk centrum. Het grondgebied van deze gemeente valt voor een groot deel samen met de streek die dezelfde naar draagt. In deze regiocanon kijken we naar de (wereld) geschiedenis in en vanuit die streek op het platteland van wat nu de provincie Groningen heet.
De naam Westerkwartier komt uit de tijd dat het gebied een onderdeel (‘kwartier’) is, eerst van de Unie van de Ommelanden (1558 - 1594 ) en daarna van het Gewest Stad en Lande (1594 - 1795). Het bestaat uit drie onderkwartieren met eigen wetten en regels; heel even – van 1749 – 1795 zijn die samengevoegd tot één rechtsgebied dat het Westerkwartier heet. In de negentiende eeuw is er bovendien een waterschap met diezelfde naam. Vanaf de vroege middeleeuwen tot aan het midden van de achttiende eeuw bestaat het Westerkwartier echter uit drie of vier afzonderlijke delen: Middag en Humsterland in het noorden, Langewold in het midden en Vredewold in het zuiden en het oosten. Je kunt het je nu misschien niet voorstellen, maar de noordelijke delen van het Westerkwartier liggen eeuwenlang in of aan zee: de Lauwerszee, onderdeel van de Waddenzee. En: nog tot in 1749 zijn Humsterland, Langewold en Vredewold piepkleine landjes met eigen wetten en een eigen bestuur.
Op Middag en in het Humsterland vind je wierdendorpen en grote boerderijen op ‘vette’ kleigronden. Het zuidelijke Vredewold was lang een ondoordringbare woestenij en is nu vooral een veengebied. Je vindt er langgerekte dorpen op zandruggen en langs vaarten en vooral kleine boerderijen op lapjes grond met elzensingels eromheen. In vroeger tijden lijkt het zuidelijke Westerkwartier veel op naburige gebieden in het huidige Drenthe en Friesland. Het is daar niet alleen wat betreft het landschap, maar ook economisch en cultureel sterk mee verbonden. Het Langewold zit hier -letterlijk en figuurlijk - tussenin: in het westen, rond Grootegast, kom je kleine boerderijen, houtsingels en ook stukken onvruchtbare heide tegen. In het oosten, vanaf Oldekerk is er vruchtbare zandgrond en ook rivierklei, waardoor je er grotere boerenbedrijven op grotere kavels vindt.
In 1811 wordt het Westerkwartier bestuurlijk opgedeeld in tien gemeenten. Die komen voor een groot deel overeen met de kerspelen die er daarvoor waren en nog uit de middeleeuwen stammen. De nieuwe gemeenten zijn Aduard, Ezinge, Grootegast, Grijpskerk Hoogkerk, Leek, Marum, Oldehove, Oldekerk en Zuidhorn. In 1969 gaat de gemeente Hoogkerk op in die van de stad Groningen. Tegenwoordig rekenen we Hoogkerk daarom niet meer tot de streek, maar het behoorde daar met Leegkerk en Dorkwerd wél toe. In 1990 worden acht van de overgebleven gemeenten samengevoegd tot vier grotere; Ezinge (Middag) wordt deel van de gemeente Winsum. Sinds 2019 vormen die vier grotere gemeenten Leek, Marum, Grootegast en Zuidhorn mét toch weer Ezinge erbij de nieuwe, grote gemeente Westerkwartier. Vandaag de dag is dat met 65.000 inwoners de op een na grootste en ook snelst groeiende gemeente in de provincie Groningen.
Identiteit?
Dat het Westerkwartier een deel is van Groningen is op veel plekken zichtbaar: vrolijk wapperende vlaggen en banieren geven aan dat mensen er trots op zijn om Groninger te zijn en/of voor de FC Groningen te zijn. Die regionale identiteit is belangrijk om te koesteren. Maar zoals we zullen zien is die identiteit niet een vast gegeven, maar iets beweeglijks. De provincievlag die in 1950 voor Groningen is ontworpen heeft min of meer dezelfde kleuren als het wapen van het gewest Stad en Lande. In dat wapen zijn kleuren van de vlag van Groningen-stad en die van de Unie van de Ommelanden verwerkt. Bestuurders van de Ommelanden en die van de stad hebben eeuwenlang ruzie met elkaar gehad. Tijdens die ruzies benadrukken in ieder geval de machthebbers in het Westerkwartier niet hun Groningse, maar juist hun Friese identiteit. Dat doen ze om politieke redenen, maar het komt ook niet uit de lucht vallen: tot in de middeleeuwen is het Fries de taal van recht in Langewold, Vredewold en Middag-Humsterland, en zeker tot in de 16e eeuw is het er ook de omgangstaal. Ook als die taal verdwenen is, voelen mensen zich lang nog meer deel van Frisia dan van Groninga.
Vraag je iemand waar hij, zij of x woont of vandaan komt, dan noemt die persoon waarschijnlijk als eerste de naam van een stad, dorp of buurtschap. Als tweede zullen ze de gemeente noemen waar dat dorp of die vlek bij hoort, of anders de dichtstbijzijnde grotere plaats. Afhankelijk waar ze zijn zullen Groningers daarna Groningen of Nederland noemen. Nog in de twintigste eeuw gebruiken mensen in het Westerkwartier de middeleeuwse streekaanduidingen: Vredewold en Ooster- of Westerdeel Langewold. Ze spreken nog lang een regionaal dialect – het Westerkertiers – maar daar zijn per dorp variaties in. Er lijkt al met al niet zoiets als een ‘Westerkwartierse’ identiteit – vroeger niet en ook nu nog niet.
Intussen is de wereld een dorp geworden. Verbindingen met Nederland, Europa en de wereld zijn veel sterker en zichtbaarder dan in het verleden. 150 jaar geleden liggen delen van vooral het zuidelijke Westerkwartier nog vrijwel geïsoleerd, maar daar is geen sprake meer van. De streek telt nieuwkomers uit alle windstreken. Zij kennen de verhalen en de achtergronden van de streek minder goed. Misschien draagt kennis van de (cultuur)geschiedenis van en vanuit de streek bij aan het idee van een nieuwe ‘Westerkwartierse’ identiteit. Maar zeker helpen de verhalen in deze onderwijscanon nieuwe en oude bewoners en ook bezoekers van de streek beter om te weten waar ze zijn.