In 1871 werd Aletta Jacobs officieel toegelaten op een universiteit als eerste vrouw van heel Nederland. Aletta was 17 jaar toen ze een brief schreef naar minister Thorbecke met de vraag of zij mocht worden toegelaten tot de academische lessen. Haar grote droom was namelijk om arts te worden. De minister schreef binnen een week een brief naar haar vader dat hij hier toestemming voor gaf.
Aletta Jacobs heeft er dus voor gezorgd dat er voortaan ook meisjes naar een universiteit konden en niet alleen jongens. Aletta is heel haar leven opgekomen voor de rechten van vrouwen. Ze heeft bijvoorbeeld een praktijk geopend die vrouwen hielp om aan voorbehoedsmiddelen te komen.
In haar leven heeft ze vijftig jaar lang gestreden voor het algemeen kiesrecht voor vrouwen. Dit deed ze samen met anderen mannen en vrouwen die hier ook voor opkwamen. Deze vrouwelijke groepering noemden zich de ‘feministen’. Deze groep organiseerde bijvoorbeeld demonstraties en tentoonstellingen, of deelden pamfletten en kranten uit en richtte verenigingen op.
Uiteindelijk kwam hun wens uit en kregen vrouwen in 1919 officieel kiesrecht. In 1922 was de eerste verkiezing waar vrouwen konden stemmen omdat dit de eerst verkiezing was na 1919, Aletta was op dat moment 68 jaar oud.
Helaas bleef het zo dat de vrouw voor minder werd aangezien, bijvoorbeeld in de politiek, de kerk, universiteiten en het leger.
De meesten mannen vonden dat vrouwen er waren voor de kinderen en het huishouden. Dit idee is pas in de twintigste eeuw verandert toen de tweede feministische golf uitbrak.
Aletta Jacobs heeft een bijdrage aan de rechtstaat geleverd omdat mede dankzij haar vrouwen ook kiesrecht hebben gekregen. Ook heeft Aletta een bijdrage aan de parlementaire democratie geleverd door de invoering van vrouwenkiesrecht.